week 40 les 3 Quiz! Tekstdoelen en tekstsoorten

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1,2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lezen - tekstdoelen 

Slide 2 - Slide

Quiz......
Je krijgt een aantal teksten te zien. 
Aan jou de vraag: Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
Let op! Doe dit stil, zodat de snelste en beste kan winnen!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
instrueren

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Welk tekstdoel past bij de tekst?
A
activeren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Welk tekstdoel past bij deze tekst?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
instrueren

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
instrueren

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
activeren
B
informeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
overtuigen
B
activeren
C
uitleggen
D
informeren

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Welk tekstdoel hoort bij deze tekst?
A
informeren
B
overhalen
C
instrueren
D
amuseren

Slide 19 - Quiz

Tekst en afbeeldingen

Vaak staan er afbeeldingen bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die afbeeldingen staan er met een bepaald doel:

1: De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.
2: De schrijver wil de tekst leuker maken. Hij kiest een afbeelding die bij de tekst past en die de aandacht van de lezer trekt.


Tekst en afbeeldingen

Vaak staan er afbeeldingen bij een tekst, zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. Die afbeeldingen staan er met een bepaald doel:
 
1: De schrijver wil extra informatie geven, zodat de lezer de tekst beter begrijpt. Hij zet bijvoorbeeld informatie uit de tekst overzichtelijk in een schema of tabel. Of hij laat op een landkaartje zien waar de plek ligt die in de tekst genoemd wordt.

2: De schrijver wil de tekst leuker maken. Hij kiest een afbeelding die bij de tekst past en die de aandacht van de lezer trekt.


Slide 20 - Slide