A1A English class 22 June

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

A1A English class 22 June

Hoe maak je zinnen vragend/ontkennend?

• Vragend: omdraaien onderwerp van zin en persoonsvorm
• Ontkennend: je zet het woordje 'not' erachter

He is singing a song. (He= onderwerp) &  (is= persoonsvorm)

Dus: 

Is he singing a song?

He is not (isn't) singing a song

Dit kan met een aantal werkwoorden.

Bijvoorbeeld:

• to be (am/is/are)
  
• can/could
• has got
• must
• will/would
• en nog wat andere werkwoorden (die leer je later)

Wat doe je in veel andere gevallen?

Dan heb je een hulpwoord nodig. 

Present simple: does (he/she/it), do (I/you/we/they)

Past simple: did (alle vormen)

Verder zelfde principe: omdraaien of 'not' erachter zetten.

DUS: present simple

They swim every day. (Bij 'they' hoort 'do')

Do they swim every day?

They do not swim every day.

She swims (shit-regel) every day. (Bij 'she' hoort 'does')

Does she swim (vervoeging shit-regel gaat naar 'does') every day?

She doesn't swim every day. (vervoeging gaat naar 'does')

DUS: past simple

He walked from Paris to Berlin last year.

Did he walk from Paris to Berlin last year?

(vervoeging -ed vervalt, 'did' geeft al verleden tijd aan)

He did not (didn't) walk from Paris to Berlin last year.(vervoeging -ed vervalt, 'did' geeft al verleden tijd aan)

Grammar test revisited

Maak de volgende zin ontkennend (negatief):
The teacher helped the students after class.
(Let op spelling, hoofdletters, punten, en dergelijke)

Maak de volgende zin ontkennend (negatief):
Ms Jones walked to school last week.
(Let op spelling, hoofdletters, punten, en dergelijke)

Maak de volgende zin vragend:
He finished his book yesterday.
(Let op spelling, hoofdletters, vraagtekens, en dergelijke)

Maak de volgende zin vragend:
My father started painting my room a week ago.
(Let op spelling, hoofdletters, vraagtekens, en dergelijke)

Present simple of present continuous?
She is such a smart girl. She ... (to study) hard for every test she has.
Schrijf alleen de juiste vorm van het werkwoord op.

Present simple of present continuous?
She never ... (to watch) tv in the morning.
Schrijf alleen de juiste vorm van het werkwoord op.

Present simple of present continuous?
Sorry, I can't come. I ... (to do) homework right now.
Schrijf alleen de juiste vorm van het werkwoord op.

Complete the sentence with many, much, a lot of.
There are not ... car parks in my city.

1. many
2. much
3. a lot of

Complete the sentence with many, much, a lot of.
I would like to have ... money, so I can buy a castle in France.

1. many
2. much
3. a lot of

Zet de volgende woorden/woordgroepen in de juiste volgorde.
to swimming practice/ Paul/ goes/ on Tuesday/ often

1. Paul goes often to swimming practice on Tuesday.
2. Paul often goes to swimming practice on Tuesday.
3. On Tuesday Paul often goes to swimming practice.
4. Often on Tuesday Paul goes to swimming practice.