La ville - cours 3

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

La ville

De stad

troisième cours

Ce cours

1. répétition "qu'est-ce qu'on voit dans la ville?" (WORD)

2. répétition "être" et "aller"

3. continuation des préposition

4. faire des phrases

Kijk in TEAMS en maak de opdracht

Lever de opdracht binnen 10 minuten in

être is een

1. regelmatig werkwoord
2. onregelmatig werkwoord

être

Maak de vervoeging van être

je

tu 

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

wat betekent être?

(être). Deux personnes .....

1. être
2. sont
3. est
4. êtes

Vous (être)

(vous) être

1. avez
2. êtes
3. etes
4. aves

ils / elles (être)

1. est
2. sommes
3. ont
4. sont

il ... (aller)

aller - ils

nous / aller

aller (vous)

Je (aller)

Wat is de vertaling van 'aller'?

voorzetsels/prépositions

dessus

dessous

à coté de

devant

derrière

entre

dans

dedans

dehors

sur

dessus- boven

dessous - onder

à coté de - naast

devant - voor

derrière - achter

entre - tussen

dans - in

dedans - binnen

dehors-buiten

sur - op

dans

1. in
2. uit
3. op
4. naar

dehors

1. boven
2. onder
3. buiten
4. binnen

sur

1. naast
2. op
3. boven
4. onder

sous

1. op
2. neer
3. onder
4. boven

derrière

1. achter
2. voor
3. onder
4. boven

devant

1. achter
2. voor
3. onder
4. boven

Vertaal in het Frans
ik ben voor de bibliotheek

Vertaal in het Frans
hij is achter het restaurant

Vertaal in het Frans
Wij zijn in de bioscoop

Vertaal in het Frans
Zij zijn op het plein

Vertaal in het Frans
Jullie zijn achter de kerk