Aanwijzend vnm voegwoorden en vz

Woordsoorten 

voornaamwoorden
voegwoorden
voorzetsels
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten 

voornaamwoorden
voegwoorden
voorzetsels

Slide 1 - Slide

Terugblik
Welke woordsoorten kwamen de vorige lessen voorbij?
Vragen huiswerk?

Slide 2 - Slide

Jesse wil een groot, granieten aanrechtblad aanschaffen.

Slide 3 - Slide

Heb jij mijn jas ergens gezien?

Slide 4 - Slide

Aan het einde van deze les...
  • herken je het aanwijzend voornaamwoord, voegwoorden en voorzetsels

Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord verwijst naar iets: deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijke.

  • de-woord > gebruik deze en die: de auto - die auto
  • het-woord > gebuik dit en dat: het filiaal - dit filiaal
  • meervoud >gebruik altijd deze en die: het huis - deze huizen.

Slide 6 - Slide

Voegwoord
Een voegwoord (vgw) verbindt twee zinnen met elkaar. Een voegwoord staat meestal tussen twee zinnen, maar het kan ook vooraan in de zin staan. Voorbeelden van voegwoorden zijn: en, maar, want, omdat, als, toen, terwijl, aangezien.

Slide 7 - Slide

Mariska doet de inkoop en ik regel de verkoop.
Issam regelt extra personeel, want het wordt druk morgen.
Vanmiddag gaat Cor naar de groothandel, omdat de voorraden bijna op zijn.
Aangezien er regen is voorspel, kun je de zonwering beter omhoog doen.

Slide 8 - Slide

voorzetsels

Slide 9 - Slide

Voorzetsels (vz) staan meestal voor een zelfstandig naamwoord en  geven vaak plaats (in, op, naast), tijd (in, tijdens) of reden (door, vanwege) aan.
Staat het vz achter een zelfstandig naamwoord, dan geeft het meestal de richting aan (de brug over). 
Voorzetsels komen ook veel in uitdrukkingen voor (iets onder de knie hebben).

Slide 10 - Slide

Benoem in de volgende zinnen de voorzetsels.
Op de kast in de kamer ligt een klein doosje.
Onder dat doosje ligt een briefje.
Op het briefje staat een boodschap.
Ga vandaag naar de supermarkt.
Mama legt briefjes altijd op vreemde plekken.
Dan kan ik ze gedurende de dag toch niet
 vinden?

Slide 11 - Slide

Hoewel mijn stage binnen dat bedrijf kort duurde, was het een boeiende periode.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Aan de slag
Nu Nederlands - Taalverzorging - 1.1 Woordsoorten en 1.2 zinsdelen

Slide 14 - Slide