3V - les 5 BAK 1/9

Programa
  1. Clases anteriores
  2. Controlar los deberes
  3. Gustar
  4. Estudiar
  5. Deberes
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
  1. Clases anteriores
  2. Controlar los deberes
  3. Gustar
  4. Estudiar
  5. Deberes

Slide 1 - Slide

Clases anteriores
- lidwoorden 
- bezittelijk voornaamwoord 
- vraagwoorden 
- bijvoeglijk naamwoord 
- ontkenning 
- los números
- reg. + onreg. + wederk. ww

Slide 2 - Slide

Controlar los deberes
Estudiar: voca 4.4

Slide 3 - Slide

Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)

Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!

Slide 4 - Slide

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Slide 5 - Slide

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het  zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
  2. Is het  zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat  meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)

het gaat om de 'ik' persoon. 
Dus: ME ....jugar al fútbol

Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol


Slide 7 - Slide

Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)

het gaat om de 'wij' persoon. 
Dus: NOS .....la pizza

Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA
nos GUSTA la pizza


Slide 8 - Slide

Voorbeelden
Jij houdt van de dieren (los animales)

Het gaat om de 'jij' persoon.
Dus: TE ..... los animales

Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN
te GUSTAN los animales


Slide 9 - Slide

Voorbeelden
zij houdt van pizza en chocolade (la pizza Y el chocolate)

Het gaat om de 'zij' persoon. 
Dus: (a ella) LE .... la pizza y el chocolate

Nu nog gustar: pizza en chocolade = twee zelfstandig naamwoorden enkelvoud, meer dan één
 dus --> dus GUSTAN
le GUSTAN la pizza y el chocolate

Slide 10 - Slide

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 11 - Slide

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinaasappels. En jij?
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
(Mijn vader houdt NIET van klassieke muziek, en jou vader?)
A mi padre sí (mijn vader wel)
A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 12 - Slide

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinasappels. En jij?)
-A mí también. (ik ook)
                                  
-A mí no. (ik niet)

A mi padre NO le gusta la música clásica? ¿Y a tu padre?
 
(Mijn vader houdt NIET van klassike muziek, en jou vader?)
-A mi padre sí (mijn vader wel)
-A mi padre tampoco. (mijn vader ook niet)

Slide 13 - Slide

Hacemos...
Uitleg: EB pag 29
Maken: ej 34-36 (pag 39-40) 

Daarna: online oefeningen in de lessonup

Slide 14 - Slide

Online opdrachten
  1. Maak DEZE opdracht: invullen GUSTA of GUSTAN
  2. Maak DEZE opdracht: invullen meewerkend voorwerp (me,te,le,nos,os,les)
  3. Maak DEZE opdracht: combineren
  4. Maak DEZE opdracht: invullen meewerkend voorwerp + gusta / gustan

Slide 15 - Slide

Werkwoord en voca oefenen
  1. Ga naar DEZE link (verbuga)
  2. Accepteer de cookies
  3. Onder het kopje 'werkwoorden' selecteer: allemaal
  4. In het kopje 'werkwoorden' vink aan: bailar, beber, comer, estudiar, escribir, hablar, lavarse, levantarse, llamarse, peinarse, vivir, tener, ser, estar, ir. 
  5. Onder het kopje 'tijden' selecteer: presente


6. Oefen de voca van 4.4


Slide 16 - Slide

Deberes
Estudiar: voca 4.4

Slide 17 - Slide