§6 Verkleinwoorden

Cursus 8 Spelling 
§6 Verkleinwoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Cursus 8 Spelling 
§6 Verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Aan de slag!
Wat: Lees Tekst 1: De liefde? (blz. 296) en maak opdracht 1.
Hoe: Je werkt in groepjes.
Tijd: Je hebt 10 minuten de tijd.

Uitkomst: We bespreken de antwoorden klassikaal.

Slide 2 - Slide

Maak het verkleinwoord:
A4

Slide 3 - Open question

Maak het verkleinwoord:
baby

Slide 4 - Open question

Maak het verkleinwoord:
brug

Slide 5 - Open question

Maak het verkleinwoord:
collega

Slide 6 - Open question

Maak het verkleinwoord:
haring

Slide 7 - Open question

Maak het verkleinwoord:
kraam

Slide 8 - Open question

Maak het verkleinwoord:
oefening

Slide 9 - Open question

Maak het verkleinwoord:
tosti

Slide 10 - Open question

Maak het verkleinwoord:
blad

Slide 11 - Open question

Maak het verkleinwoord:
pony

Slide 12 - Open question

Maak het verkleinwoord:
schram

Slide 13 - Open question

Maak het verkleinwoord:
okapi

Slide 14 - Open question

Verder werken...
Spelling:
§6: 2, 3, 4
§7: 1, 2, 3, 4, 5
§8: 1, 2, 3

Literatuur: Begin alvast met het lezen in boek 1 voor je leesdossier.

Slide 15 - Slide