B6 Hoofdstuk 7

Wat gaan we vandaag doen?

Herhalen voorgaande paragrafen
Uitleg 7.5 F-hoeken en Z-hoeken
Opgaven maken
Afsluiting

1 / 47
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

Herhalen voorgaande paragrafen
Uitleg 7.5 F-hoeken en Z-hoeken
Opgaven maken
Afsluiting

Slide 1 - Slide

zwaartelijn

gaat door een hoekpunt

gaat door het midden van de overstaande zijde
hoogtelijn

gaat door een hoekpunt

staat loodrecht op de overstaande zijde

Slide 2 - Slide

Paragraaf 7.2
Er zijn 3 bijzondere driehoeken:
1. Gelijkzijdige driehoek
2. Gelijkbenige driehoek
3. Rechthoekige driehoek

Slide 3 - Slide

Paragraaf 7.2
1. Gelijkzijdige driehoek

Gelijkzijdige driehoek is een driehoek met 3 gelijke zijden
Bij een gelijkzijdige driehoek zijn alle hoeken even groot

Slide 4 - Slide

Paragraaf 7.2
2. Gelijkbenige driehoek

De tophoek hoeft niet altijd bovenaan de driehoek te zitten

Slide 5 - Slide

Paragraaf 7.2
2. Gelijkbenige driehoek

Omdat deze driehoek symmetrisch is, zijn de basishoeken altijd even groot

Andersom geldt ook: 
zijn 2 hoeken in een driehoek even groot, 
dan is het een gelijkbenige driehoek

Slide 6 - Slide

Paragraaf 7.2
3. Rechthoekige driehoek

Een rechthoekige driehoek is een driehoek met een rechte hoek

Slide 7 - Slide

Paragraaf 7.2
1. Gelijkzijdige driehoek heeft 3 gelijke zijden
2. Gelijkbenige driehoek heeft 2 gelijke zijden
3. Rechthoekige driehoek heeft een rechte hoek

Slide 8 - Slide

Sleep de begrippen naar de juiste driehoek 
Gelijkbenige driehoek
Rechthoekige driehoek
Gelijkzijdige driehoek
Basis
Benen
Twee zijden evenlang
Basishoeken
Tophoek
Alle hoeken even groot
90 graden hoek

Slide 9 - Drag question


Geef van de gelijkbenige driehoek ABC aan welke zijden de benen zijn
A
AB en AC
B
AC en BC
C
AB en BC

Slide 10 - Quiz


Wat voor een bijzondere driehoek is driehoek DEF?
A
gelijkbenige driehoek
B
gelijkzijdige driehoek
C
rechthoekige driehoek
D
gelijkbenige rechthoekige driehoek

Slide 11 - Quiz


Welke hoeken zijn de basishoeken in driehoek PQR ?
A
P en Q
B
P en R
C
Q en R

Slide 12 - Quiz


Welke hoek is de tophoek in driehoek PQR ?
A
P
B
R
C
Q

Slide 13 - Quiz

Een schets maken (7.3B)
Een schets gebruiken we als we een vraag willen beantwoorden.
In een schets hoeven de maten niet precies te kloppen. 
 

Slide 14 - Slide

Kijk goed hoe je de uitwerking op moet  schrijven

Slide 15 - Slide

Paragraaf 7.3

De som van de drie hoeken in een driehoek is... 

180 graden

Slide 16 - Slide


Van een parallellogram zijn ...
A
... alle hoeken even groot
B
... de tegenover staande hoeken even groot

Slide 17 - Quiz

Bij een parallellogram :
A
Zijn de overstaande zijden gelijk
B
Zijn de hoeken aan hetzelfde been even groot
C
Staan de diagonalen loodrecht op elkaar
D
Zijn alle hoeken samen 180 graden.

Slide 18 - Quiz


Van een ruit...
A
... is één diagonaal de symmetrieas
B
... zijn twee diagonalen de symmetrieassen

Slide 19 - Quiz

Ruiten:
A
de diagonalen staan loodrecht
B
de diagonalen staan niet loodrecht

Slide 20 - Quiz

Ruit
  • Eigenschappen parallellogram gelden ook voor een ruit
  • Diagonalen zijn symmetrieassen van de ruit
  • Diagonalen staan loodrecht op elkaar

Slide 21 - Slide

Trapezium en vlieger
Bekijk het volgende filmpje

Slide 22 - Slide

Een vlieger heeft
A
Geen symmetrieassen
B
één symmetrieas
C
twee symmetrieassen
D
vier symmetrieassen

Slide 23 - Quiz

Een Trapezium is
A
Een gewone vierhoek
B
Een vierhoek met twee even lange zijden
C
Een vierhoek met twee evenwijdige zijden
D
Een vierhoek met twee even grote hoeken

Slide 24 - Quiz

7.5
F-hoeken en Z-hoeken

Slide 25 - Slide

Soorten hoeken

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat is een F-hoek
In een F-hoek zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op 
de letter F.




De hoeken waar hetzelfde figuurtje bij staat zijn even groot.

Slide 28 - Slide

Hoe groot is hoek A?

Slide 29 - Slide

Hoe groot is hoek E1?

Slide 30 - Open question

Wat is een Z-hoek?
In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en het lijkt op de letter Z.




De binnenste hoeken zijn even groot.



Slide 31 - Slide

Voorbeeld
Met rood heb ik een Z-hoek aangegeven. Dit betekent dat hoek S2 en R1 even groot zijn. Dus:

Slide 32 - Slide

Als ik naar dit figuur kijk dan zie ik al gelijk een Z-hoek!
Deze kan ik alleen nog niet gebruiken want ik weet niet hoe groot hoek D2 of B1 is.

Slide 33 - Slide

Ik kan wel hoek A2  berekenen.
Dus stap 1 is:

Slide 34 - Slide

Nu we hoek A2 weten kunnen we hoek B1 met hoekensom driehoek bereken. 
Dus stap 2 is:

Slide 35 - Slide

Nu kan ik de Z-hoek gebruiken want ik weet hoek B1!
Dus stap 3 is

Slide 36 - Slide

Nu de laatste stap. Ik kan hoek B2 gaan berekenen met hoekensom driehoek
Dus stap 4 is

Slide 37 - Slide

Even controleren. Je heb nu de volgende berekening bij opgave 56 staan.

Slide 38 - Slide

Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als
F ?
1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 39 - Quiz

herhalen Z-hoeken.
Welke hoek is even
groot als
B1
A
F2
B
E2
C
E1
D
D2

Slide 40 - Quiz


Welke strategie pas je toe om LP1 te berekenen?
A
F-hoeken
B
Z-hoeken
C
Hoekensom driehoek
D
Gestrekte hoek

Slide 41 - Quiz

Welke hoek is een Z-hoek en welke is een F-hoek?
A
Links is een F-hoek en rechts is een Z-hoek
B
Links is een Z-hoek en rechts is een F-hoek
C
Beide zijn F-hoeken
D
Beide zijn Z-hoeken

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide

Maak nu 58, 59, 60, 62, 64

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Wat vinden jullie van mijn les? Willen jullie vaker lessen krijgen met een PowerPoint/LessonUp? Was de herhaling nuttig? Begrijpen jullie nu F-hoeken en Z-hoeken? Was het te interactief? Graag jullie mening en alvast bedankt!😊

Slide 47 - Open question