TPV Hoofdstuk 2 Les 4

Materialen/ingrediënten
Omelet:
Kaas Eieren Prei ui tomaat
Werkvormen
Kookopdracht
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Tussen productie en verkoopMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Materialen/ingrediënten
Omelet:
Kaas Eieren Prei ui tomaat
Werkvormen
Kookopdracht

Slide 1 - Slide

Planning: 120 minuten les

  1. Voorkennis, wat leerden we vorige week? Doen 10 min.
  2. korte quiz Luisteren 10 min.
  3. Kookopdracht Doen 60 min.
  4. Zelfstandig werken in het boekje Doen 15 min.
  5. Evaluatie (Activerende werkvorm) Luisteren & Doen 5 min.
  6. Afsluiting, vooruitkijken Luisteren & Vragen 5 min.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je kunt benoemen wat een monster, Selecteren en Sorteren zijn.
Je kunt benoemen op welke kwaliteitskenmerken gesorteerd kan worden.
Je kunt beschrijven hoe verschillende Klassen van producten zich onderscheiden.


Slide 3 - Slide

Oefenquiz:
Log in op Lessonup

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste volgorde van de productieketen?
A
fokkerij, detailhandel, slachterij, groothandel
B
fokkerij, vermeerderingsbedrijf, slachterij, consument
C
groothandel, slachterij, detailhandel, consument
D
fokkerij, slachterij, groothandel, detailhandel

Slide 5 - Quiz

Hoe ziet de productieketen eruit van appelsap?
A
Appels schillen, appels raspen/persen, etiketten maken , flessen vullen
B
Appels raspen/persen, flessen vullen, wassen
C
Etiketten plakken, wassen, schillen, persen, vullen
D
Appels schillen, etiketten maken, appels raspen, flessen vullen,

Slide 6 - Quiz

Een boer die aardappelen teelt is een consument
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat is een boerderijwinkel?
A
Een winkel die eruitziet als een boerderij
B
Een winkel op de boerderij
C
Een gewone winkel (supermarkt) in de buurt van een boerderij
D
Een boerderij

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Natuurproducten zijn vaak beperkt houdbaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is een producent?
A
De persoon die agrarische producten levert
B
De persoon die agrarische producten koopt
C
De persoon die agrarische producten verkoopt

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar?
Twee agrarische producten zien er altijd hetzelfde uit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Een bedrijf dat koopt van de vorige schakel noemen we een:
A
Aannemer
B
Afnemer
C
Verkoper
D
Consument

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Link

Evaluatie en koppeling naar eigen beleefwereld.

Slide 14 - Slide

Koppeling naar volgende week, 

Slide 15 - Slide

Afsluiting
Huiswerk
Verloop van de les
Volgende les

Slide 16 - Slide