2022_week15_2v_les 1_Das Perfekt/Rad

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 2 min für:


  • dich zu setzen
  • Jacke aus
  • Köpfhörer sind weg
  • Handys in die Taschen
  • Laptop liegt auf dem Tisch(und ist zu) 
  • Schulsachen sind auf dem Tisch (Buch, Laptop, Heft, Stift usw.)!
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?

  • Wörter schreiben/abfragen
  • Erklärung Grammatik: Das Perfekt



  • An die Arbeit/ Aufgaben besprechen



  • Abschluss/ Rad drehen/ Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Am Ende der Stunde........
  • kannst du das Perfekt von schwache und starke Verben bilden dadurch, dass du Aufgaben machst.

Slide 5 - Slide

Wörter schreiben
  • behoren tot
  • beslist
  • de moedertaal
  • de vreemde taal
  • een derde
  • een kwart
  • nirgendwo
  • Lust haben auf
  • der Grund
  • der Erlebnis
  • deswegen
  • das Ausland
timer
4:00

Slide 6 - Slide

Wörter abfragen
  • behoren tot
  • beslist
  • de moedertaal
  • de vreemde taal
  • een derde
  • een kwart
  • nirgendwo
  • Lust haben auf
  • der Grund
  • der Erlebnis
  • deswegen
  • das Ausland
  • gehören zu
  • bestimmt
  • die Muttersprache
  • die Fremdsprache
  • ein Drittel
  • ein Viertel
  • nergens
  • zin hebben in
  • de reden
  • de belevenis
  • daarom
  • het buitenland

Slide 7 - Slide

De voltooid tegenwoordige tijd (Das Perfekt)
  • Was is de voltooid tegenwoordige tijd en hoe maak je die?
  • De v.t.t. maak je net als in het Nederlands altijd met een vorm van haren of sein.
  • Z.B: Ich habe gewohnt
  • Hoe herken je een zwak en een sterk werkwoord?
  • Bij zwak geen klinkerverandering in de verleden tijd en bij een sterk werkwoord wel.
  • Bij een zwak werkwoord eindigt het voltooid deelwoord op -t of -et
  • Bij een sterk werkwoord eindigt het voltooid deelwoord op -en

Slide 8 - Slide

Neem de rijtjes in je op
timer
2:00
haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat

wir haben
ihr habt
sie/Sie haben

sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist

wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

Slide 9 - Slide

Snoeptest haben & sein
2 personen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Open je handboek online!

Slide 15 - Slide

An die Arbeit

  • Machen im Buch: 
- Aufgabe 7 auf Seite 105 (Lees eerst Grammatik A. Beantwoordt vervolgens de vragen)  
- Aufgabe 8 auf Seite 106 (Maak van het werkwoord de voltooid tegenwoordige tijd en gebruik een vorm van haben of sein)
- Aufgabe 9 auf Seite 106 (Maak passende zinnen die betrekking hebben op de plaatjes. Gebruik een vorm van haren of sein in combinatie met de v.t.t.)
- Aufgabe 10 auf Seite 107 (Gebruik haben of sein in combinatie met de v.t.t.)

  • Wie?  Eerste 10 minuten niet praten en geen vragen stellen. Daarna fluisteren en vragen stellen.

  • Fertig? Schrijf de woordjes van Lektion 1 op blz. 144. Van NL-DU en DU-NL
timer
5:00
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Aufgabe 7

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aufgabe 9

Slide 20 - Slide

Aufgabe 10

Slide 21 - Slide

Am Ende der Stunde........
  • kannst du das Perfekt von schwache und starke Verben bilden dadurch, dass du Aufgaben machst.

Slide 22 - Slide

Hausaufgaben


Lernen: Wörter Lektion 2 auf Seite 144 NL-DU und DU-NL

Slide 23 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 24 - Slide

In 3 min geschafft?




Punkt für die Klasse!
In 3 min nicht geschafft?
Punkt für Dozent
Nach 3 Wochen:
Die Klasse hat die meisten Punkte?

Slide 25 - Slide

Vielen Dank! Auf Wiedersehen! 

Slide 26 - Slide