Herhaling H3

Welkom  
economen!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom  
economen!

Slide 1 - Slide

Eerst een paar rekensommen
om er even lekker in te komen...

Slide 2 - Slide

In een groep van 200 leerlingen fietst 42%. Hoeveel leerlingen zijn dit?

Slide 3 - Open question

Bereken het nettoloon. Brutoloon: €1480 en de inhoudingen zijn 18% van het brutoloon. Schrijf je berekening op.

Slide 4 - Open question

Brutoloon €1560 en de inhoudingen zijn €112. Bereken het percentage van de inhoudingen. Rond af op 1 decimaal en schrijf je berekening op.

Slide 5 - Open question

Tijd voor de quizzzzz
27 MC vragen

LET OP: Je hebt voor sommige vragen 20 sec en voor andere 30 sec de tijd om antwoord te geven....

Slide 6 - Slide

vul in: De supermarkt in jouw buurt op zoek is naar personeel. Daar is onder andere een ….. voor vakkenvullers bij.
A
Sollicitatie
B
Vacature
C
Arbeidsmarkt
D
Werkgever

Slide 7 - Quiz

De werknemers zijn de aanbieders op de arbeidsmarkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

De afspraken die in een contract staan, noem je arbeidsvoorwaarden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Het minimumloon is lager dan een WW-uitkering.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Je kan alleen een WW-uitkering ontvangen als je geregisteerd werkloos bent.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Afwasser is een horecazaak is een voorbeeld van geschoold werk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat is het doel van het UWV?
A
meer mensen laten werken
B
mensen begeleiden
C
verbeteren van de arbeidsmarkt

Slide 13 - Quiz

Arbeidstijdenwet=
A
Werkloosheid die in bepaalde gebieden hoger is dan gemiddeld in het land.
B
Geeft regels voor werk- en rusttijden.
C
Werkloosheid die door blijvende veranderingen in het productieproces door producenten. Hiervan is ook sprake als het aanbod van arbeid niet aansluit op de vraag ernaar.
D
Werklozen die niet bij het UWV staan ingeschreven.

Slide 14 - Quiz

Solliciteren is
A
Het citeren van het gedicht van Sol.
B
Je laat een bedrijf weten dat je de baan wil.
C
Een ingewikkelde manier van een autoband uitlijnen.
D
Je laat je werkgever weten dat je een andere baan wil.

Slide 15 - Quiz

Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een groep bedrijven die hetzelfde doen
B
Werk bij een uitzendbureau
C
Een afspraak tussen werkgever en werknemer.
D
Een afspraak tussen klant en verkoper

Slide 16 - Quiz

Wat is een opzegtermijn?
A
proeftijd
B
geschoold werk
C
termijn dat je van te voren door moet geven dat je stopt met werken
D
geregistreerd werk

Slide 17 - Quiz

UWV
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je recht hebt op een WW- uitkering.
D
De UWV helpt je met het zoeken van een nieuwe baan.

Slide 18 - Quiz

Wat is een deeltijdbaan?
A
je werkt meer dan 36 uur per week
B
je werkt minder dan 36 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 19 - Quiz

Het verschil tussen bruto- en nettoloon is...
A
Brutoloon is als je voor de belastingdienst werk
B
Er is geen verschil
C
Nettoloon is loon zonder premies
D
Nettoloon is met accijns

Slide 20 - Quiz

Wat is een CAO?
A
Centrale Arbeidsovereenkomst
B
Collectieve Arbeidsonderneming
C
Centrale Arbeidsonderneming
D
Collectieve Arbeidsovereenkomst

Slide 21 - Quiz

Wat is een taak van UWV?
A
ontslag geven
B
proeftijd
C
opzegtermijn
D
uitkering geven

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het bruto- en nettoloon?
A
brutoloon=nettoloon-inhoudingen
B
nettoloon=brutoloon-inhoudingen
C
inhoudingen+brutoloon=nettoloon
D
brutoloon-inhoudingen=nettoloon

Slide 23 - Quiz

wat is verborgen werkloosheid
A
Werkloosheid waarbij je je verstopt
B
Werkloosheid waarbij je niet wilt werken
C
Werkloosheid waar je wel wilt werken maar het UWV dit niet weet
D
Werkloosheid waar je geen recht op WW uitkering hebt.

Slide 24 - Quiz

Wie onderhandelt er over de CAO?
A
werknemer
B
vakbond
C
organisatie van werkgevers
D
werkgever

Slide 25 - Quiz

Wat is het verschil tussen een vaste en tijdelijke baan?
A
Een vaste baan heeft geen einddatum in het contract staan. Een tijdelijke baan wel.
B
Een vaste baan heeft een einddatum in het contract staan. Een tijdelijke baan niet.
C
Als je een vaste baan hebt kun je geen ander werk doen.
D
Als je een tijdelijke baan hebt mag je nergens anders een vaste baan hebben.

Slide 26 - Quiz

Arbowet is:
A
Regel dat overheid werk moet regelen
B
Wet dat iedereen werk met armen moet doen
C
Wet dat werkomgeving veilig moet zijn
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 27 - Quiz

Voor wie geldt een CAO?
A
iedereen binnen een bepaalde bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf

Slide 28 - Quiz

Wat is een voltijdbaan?
A
je werkt meer dan 36 uur per week
B
je werkt minder dan 36 uur per week
C
je werkt minder dan 60 uur per week
D
je werkt meer dan 60 uur per week

Slide 29 - Quiz

Een vacature is een:
A
netwerk van vrienden en kennissen
B
open sollicitatie.
C
baan waarop je kunt solliciteren
D
curriculum vitae (cv).

Slide 30 - Quiz

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 31 - Quiz

Wat is het minimumloon?
A
een bedrag wat werknemers bedacht hebben dat je minimaal moet ontvangen
B
Een bedrag dat werkgevers vastgesteld hebben wat je minimaal moet verdienen
C
Een bedrag wat de overheid vastgesteld heeft. Dit moet je minimaal verdienen als je werkt
D
Een wet bedacht door de EU.

Slide 32 - Quiz

Het UWV kan
A
je WW-uitkering regelen en kan je helpen aan een baan.
B
niet zoveel.
C
je ontslaan als je daar niet werkt.
D
iets met bowlingballen.

Slide 33 - Quiz