wegen en inhoud

Hoe noemen we dit?
A
lepels
B
maatlepels
C
lepelset
D
bestek
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoe noemen we dit?
A
lepels
B
maatlepels
C
lepelset
D
bestek

Slide 1 - Quiz

Hoe noemen we dit apparaat?
A
weegschaal
B
personenweegschaal
C
maatbeker
D
keukenweegschaal

Slide 2 - Quiz

Waar staat de afkorting gr. voor
A
groot
B
kilogram
C
gram
D
milligram

Slide 3 - Quiz

Waar staat de afkorting kg voor ?
A
gram
B
kleutergedrag
C
krijgen
D
kilogram

Slide 4 - Quiz

Hoeveel weegt een pak suiker?
A
1000 gram
B
10 gram
C
100 gram
D
10000 gram

Slide 5 - Quiz

hoeveel weegt een volle schooltas ongeveer?
A
1 kilo
B
500 gram
C
90 kilo
D
7 kilo

Slide 6 - Quiz

Waar staat de afkorting cl. voor
A
clematis
B
liter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 7 - Quiz

Wat weegt bospeen ongeveer?
A
10 gram
B
100 cl
C
1 kg
D
10 kilo

Slide 8 - Quiz

Als je een spuit vult praat je over ......
A
milliliters
B
liters
C
centiliters
D
gram

Slide 9 - Quiz

Hoeveel weegt een gezonde baby ongeveer bij de geboorte?

A
9 kilo
B
600 gram
C
4 centiliter
D
3,5 kilo

Slide 10 - Quiz

           Omrekenen! 

dat is best wel moeilijk

Hoeveel gram zit er in 1 kilogram?


1 kilo(gram) staat helemaal bovenaan.

Je gaat van kilo in 3 stapjes naar beneden.

Per stapje komt er één 0 bij dus....

1 kg is 10 hg is 100 dag is 1000 gram.


Dus:

1 kilo is 1000 gram





Slide 11 - Slide

We gaan oefenen:



4 kg =     gram               1000 gr =     kg

6 kg =     gram               6000 gr =    kg

10 kg=     gram               20.000 gr =   kg



Slide 12 - Slide