Spelling - H5.8

Spelling - H5.8
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling - H5.8

Slide 1 - Slide

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt;
• acht dicteewoorden.
 
 



Slide 2 - Slide

Even herhalen

Slide 3 - Slide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 4 - Quiz

Welk zelfstandig naamwoord staat in het meervoud?
A
beker
B
meisjes
C
tafel
D
auto

Slide 5 - Quiz

Hieronder staan drie woorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.
1 Een bedrijf, twee …

A
bedrijven
B
bedrijfen
C
bedrijffen

Slide 6 - Quiz

Ik was dit weekend in een hele rare dierenwinkel. 
Daar verkochten ze een…

Slide 7 - Slide

Bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij:
• kat
• stoel
• pizza
• leraar
• fiets

Slide 8 - Slide

De winkel met alleen bijvoeglijke naamwoorden.

Bijvoorbeeld:
een blaffende plant
een harige computer
een vliegende koelkast

Slide 9 - Slide

Wat verkoopt jullie winkel?

Slide 10 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:
de maaltijd – de gezonde maaltijd
het mes – het scherpe mes

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -e, ook als je het lidwoord een gebruikt:
de gezonde maaltijd – een gezonde maaltijd

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -e. Maar: je schrijft géén -e als je het lidwoord een gebruikt.
het scherpe mes – een scherp mes

Slide 13 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden geven aan waar iets van gemaakt is. Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met
 ­-en­:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring.

Er zijn uitzonderingen: een aluminium fiets; een plastic pop.

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
• Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
de gezochte man; de uitgereikte medaille; het bezette pand; de gewonnen wedstrijd
De vuistregel hierbij is: schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Let op: bezette en gewonnen worden met een dubbele letter geschreven vanwege de uitspraak.

Slide 15 - Slide

Dicteewoorden

Slide 16 - Slide

Dicteewoorden (KGT)

Slide 17 - Slide

Maken Spelling 5.8
 opdr. 6 t/m 8
dictee opdr. 10
timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf spelling algemeen
  • Test jezelf 5.8 
  • huiswerk maken
  • lezen eigen boek

Slide 18 - Slide

Trappen van vergelijking (KGT)
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

Slide 19 - Slide

De stellende trap
De stellende trap geeft aan dat zaken gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is net zo vrolijk als ik.

Bij de stellende trap gebruik je als.

Slide 20 - Slide

De vergrotende trap
De vergrotende trap geeft aan dat zaken niet gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is vrolijker dan ik.

Bij de vergrotende trap gebruik je dan.

Slide 21 - Slide

De overtreffende trap
De overtreffende trap geeft aan dat de ene zaak alle andere overtreft:
Hij is de vrolijkste van de klas.


Slide 22 - Slide

Maken Spelling 5.8 (KGT)
 opdr. 11 t/m 18 en dictee opdr. 20

timer
10:00
Klaar?
  • Versterk jezelf spelling algemeen
  • Test jezelf 3.8 
  • huiswerk maken
  • lezen eigen boek

Slide 23 - Slide

Welke van de volgende woorden is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
vrolijke
B
groene
C
stoel
D
natte

Slide 24 - Quiz

zachte
blauwe
stinkende
deken
sokken
lucht

Slide 25 - Drag question