Present Simple vs Present Continuous -extra practice

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Present simple vs present continuous

The Present Simple

(+) I/you/we/they + hele ww 

I work

(+) he/she/it + hele ww +s / +es 

she works

(-) I/you/we/they + don't + hele ww

you don't work

(-) he/she/it + doesn't + hele ww

he doesn't work

(?) Do + I/you/we/they + hele ww

Do you work?

(?) Does + he/she/it + hele ww

Does she work?

Voor feiten, regelmaat, gewoontes

The Present Continuous

(+) OW + am/is/are + hele ww + ing

I am working

(-) OW + am/is/are + not + hele ww + ing

he isn't working

(?) am/is/are + OW + hele ww + ing

Are they working?

Voor dingen die nu bezig zijn

Voor het aangeven van irritatie

Kies de juiste vertaling:
"Hoe vaak speel jij voetbal?"

1. How often do you play football?
2. How often does you play football?
3. How often does you plays football?
4. How often do you plays football?

Mijn vader werkt voor Shell.

1. My dad work for Shell.
2. My dad works for Shell.
3. My dad is working for Shell.
4. My dad working for Shell.

Ik ben naar muziek aan het luisteren.

1. I listen to music.
2. I listens to music.
3. I am listening to music.
4. I listening to music

Is jouw zus aan het zingen?

1. Does your sister sing?
2. Do your sister sing?
3. Singing your sister?
4. Is your sister singing?

Kies de juiste tijd: present simple of continuous:
You always (to work) on Sunday.

1. work
2. are working
3. works
4. is working

You always work on Sundays.

1. gewoonte
2. feit
3. nu bezig

Kies de juiste tijd: present simple of continuous:
Quiet! My sister (to sleep)

1. is sleeping
2. sleeping
3. sleeps
4. sleep

Quiet! My sister is sleeping!

1. nu bezig
2. feit
3. gewoonte

Waaraan zie je wat je moet gebruiken?

Signaalwoorden Present Simple:

always, often, never,sometimes, every day, tijdsindicaties

Signaalwoorden Present Continuous:

now, at the moment, shhh, listen!, Quiet!

Wanneer gebruik je wat?

Present Continuous:

Voor dingen die nu bezig zijn en het aangeven van irritatie, plannen die gemaakt zijn

Present Simple:

Voor feiten, gewoonte en regelmaat

Opdracht 1

Zet het werkwoord in de juiste vorm: present simple of present continuous

Typ de hele zin!

Listen once more, the baby (to snore).

My dad (to drink) beer on Sundays.

My brother (to play) football at the moment.

Your sister (to cry), what did you do?

The teacher often (to listen) to music.

That boy always (to annoy) me!

I (not - to listen) to boring people.

He (to be) a horrible person.

Opdracht 2

Maak de opdrachten op website op de volgende pagina

https:

Opdracht 3

Vertaal de zinnen naar het Engels. Gebruik de present simple of present continuous.

De jongens spelen nu een wedstrijd tegen Ajax .

Timmy kookt op zondag altijd voor zijn familie.

Ga jij op zondag altijd naar de kerk?

Jeremy maakt nooit zijn huiswerk.