Uitleg H4 leerdoel 6











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

1 / 25
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson











Noteer dit voor jezelf alvast in je schrift.

Stel je vragen aan de docent die gaat streamen. 
Ga rustig zitten op je plek.
Leg je wiskundespullen op tafel. 

Slide 1 - Slide

Opwarmer

Slide 2 - Slide

Werk van een leerling!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Ik kan een driehoek construeren
Succescriteria
Ik weet wat construeren is en wat ik daarvoor nodig heb.
Ik kan met behulp van de vier uitgelegde stappen een driehoek construeren.
Ik kan een vierhoek construeren met behulp van de lengten van de zijden.



Slide 5 - Slide

Figuren construeren

Omstreeks 300 jaar voor Christus leefde de wiskundige Euclides, deze hield zich bezig met constructies van meetkundige figuren.


Bij construeren mag je alleen gebruik maken van een potlood, een passer en een liniaal. De liniaal mag je alleen gebruiken om lijnen te trekken, maar niet om afstanden te meten.  

  

Slide 6 - Slide

Figuren construeren

Stappenplan 

Stap 0    Pak een passer, geodriehoek/liniaal, potlood en gum. 

Stap 1    Teken een schets met gegevens van de driehoek.

Stap 2    Teken één zijde van de driehoek.

Stap 3    Pak je passer en teken twee cirkelbogen met als straal de afstand van de andere                 zijden. 

Stap 4    Het snijpunt van de cirkelbogen is het laatste hoekpunt. 

Stap 5    Verbind de hoekpunten met elkaar.

  

Driehoek construeren waarvan je alleen de zijden kent.

Slide 7 - Slide

Construeren

Construeren betekent figuren tekenen met behulp van een passer en een geodriehoek. 

Bij construeren mag je geen zijden en hoeken meten.
Je werkt dus alleen met cirkelbogen en rechte lijnen.


In de volgende slides gaan we stap voor stap een ∆ KLM construeren met KL = 6 cm, KM = 3 cm en LM = 4 cm.

Slide 8 - Slide

Stap 1 Schets de driehoek
Schets een driehoek en zet alles erbij wat je weet.


Zijde KL tekenen we eerst. 
We tekenen een lijn van 6 cm met hoekpunt K en L aan de uiteinden.

Slide 9 - Slide

Stap 2  Teken een horizontale lijn.
Teken één zijde en zet de juiste hoofdletters bij de hoekpunten.


Zijde KL tekenen we eerst. 
We tekenen een lijn van 6 cm met hoekpunt K en L aan de uiteinden.

Slide 10 - Slide

Stap 2  Teken de eerste cirkelboog.
Neem de lengte van de volgende zijde tussen de benen van de passer. 
Zet de punt van de passer op het juiste hoekpunt en teken een cirkelboog.


Lijnstuk KM moet 3 cm worden.

We zetten de punt van de passer in het hoekpunt K en maken een cirkelboog van 3 cm.

Slide 11 - Slide

Stap 3     Teken de tweede cirkelboog
Neem de lengte van de laatste zijde tussen de benen van de passer. 
Zet de punt van de passer op het juiste hoekpunt en teken een cirkelboog.

Zorg ervoor dat je de cirkelbogen zo ver doortrekt dat de twee bogen elkaar kunnen snijden.

Lijnstuk LM moet 4 cm worden.
We zetten de punt van de passer nu in het 
hoekpunt L en maken een cirkelboog van 4 cm.

Slide 12 - Slide

Stap 4   Laatste hoekpunt bepalen.
Zet bij het snijpunt van de cirkelbogen de hoofdletter van het laatste hoekpunt. 
Verbind de hoekpunten door lijnstukken en benoem bij de lijnstukken de lengten. 
Hierna is je driehoek klaar!
Het snijpunt van de cirkelbogen wordt hoekpunt M.
Laat de bogen staan om te laten zien hoe je het gedaan hebt. 

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Heb je aantekeningen genoteerd in je schrift?

Maak opgaven: 






Controleer je werk kritisch met behulp van de uitwerkingen via magister leermiddelen.
Snap je wat je fout gedaan hebt? Verbeter je fouten met een andere kleur. 
Wie kan je om hulp vragen als je het niet begrijpt?
Let ook op je notatie!

Ondersteunend: 18, O19, 20, 21, O22, 23, 24, 25
Doorlopend: 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25
Uitdagend: 18, 19, 20, 21, 22, 23, 25, U4, U5
Ondersteunend: O27, 27, 28, O29, 29, 30, 31
Doorlopend: 27, 28, 29, 30, 31, 32
Uitdagend: 27, 28, 29, 31, U6
Ondersteunend: O33, 34, O35, 36, 37, 38, 39
Doorlopend: 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39
Uitdagend: 33, 34, 35, 36, 38, 39, U7, U8
Ondersteunend: 40, 41, O42, 42, (O)43, 44, 45, O46. 47
Doorlopend: 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47
Uitdagend: 40, 41, 42, 43, 44, 46, 47, U11 

Slide 14 - Slide

Tot de volgende les!
Ga thuis verder met 
de lessen in LessonUp!

Slide 15 - Slide

Twee lijnen zijn evenwijdig.
Wat betekent dit?

Slide 16 - Open question

Hoe heet een lijn dwars door een vlak figuur twee hoekpunten met elkaar verbindt?

Slide 17 - Open question

De afstand van het middelpunt van een cirkel tot de cirkel boog heet ....

Slide 18 - Open question

De afstand van het middelpunt van een cirkel tot de cirkel boog heet ....

Slide 19 - Open question

Een vierhoek heeft rechte hoeken.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz


Welke hoeken
zijn scherp?
A
A
B
B
C
C
D
E

Slide 21 - Quiz

In een volle hoek passen ... rechte hoeken.
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 22 - Quiz


Welke hoeken
zijn recht?
A
A
B
B
C
G
D
F

Slide 23 - Quiz


Welke hoeken
zijn stomp?
A
A
B
B
C
C
D
G

Slide 24 - Quiz


Hoe noem je een hoek tussen de 90 en 180 graden?

Slide 25 - Open question