Proeftoets Taalverzorging leerjaar 2 MH

Proeftoets Taalverzorging leerjaar 2 HA

Bestaat deze zin uit twee hoofdzinnen of uit een bijzin en een hoofdzin?

Toen Marloes haar nieuwe telefoon had aangezet, werkte het touchscreen niet goed.

1. Twee hoofdzinnen
2. Bijzin en hoofdzin

Welk deel van de zin is de bijzin?

Omdat ik nog planten moest kopen, kwam ik te laat.

1. Omdat ik nog planten moest kopen
2. kwam ik te laat

Antwoord A: omdat ik nog planten moest kopen.

Benoem samen de persoonsvorm, het onderwerp en het voegwoord.

Kan je 'niet' tussen ow en pv zetten?

Doe dit bij de hoofdzin en bij de bijzin.

Welke zin klopt? (hoofdzin +hoofdzin)

1. Ik werk in Breda, maar ik wil er wel wonen.
2. Ik werk in Breda, daardoor moet ik elke dag reizen naar breda.
3. Ik werk in Breda, omdat ik niks anders kan vinden.
4. Ik werk in Breda, omdat ik dat leuk vind.

Nevenschikking of onderschikking?
"Hij weet niet of hij dat kan"

1. Nevenschikking
2. Onderschikking

Welke zin is een onderschikking?

1. Ik liep alleen naar school.
2. Ik liep naar school, maar jij fietste.
3. Ik liep naar school en jij fietste naar school.
4. Ik liep naar school, omdat mijn fiets kapot was.

In welke zin is 'of' een nevenschikkend voegwoord?

1. Ik wil weten of je wel goed geleerd hebt.
2. De jarige jongen viert zijn feestje thuis of hij gaat naar het zwembad.

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Jesper is naar het circus geweest 

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Ik was een piraat

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Haar broer schijnt met een zaklamp

Wat is een naamwoordelijk gezegde?

1. Hij heeft gegeten.
2. Zij heeft een zusje gekregen.
3. Zij fietste gisteren in de sloot.
4. Hij is een vrolijke jongen.

Straks trakteert mijn lieve moeder (op een waterijsje).

1. voorzetselvoorwerp
2. bijwoordelijke bepaling

Welke zin bevat een voorzetselvoorwerp?

1. Bij een aanvraag van een paspoort moet je je vingerafdrukken geven.
2. De winkelstraat is versierd met hangende paraplu’s.
3. Het vliegticket vind je na betaling in je mailbox.
4. Zangeres Pink toert een maand lang door Europa.

Bedenk 1 zin met een onderwerp en een naamwoordelijk gezegde.

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb een ijsje uit de diepvries gepakt.   

1. heb = zww gepakt = zww
2. heb = hww gepakt = hww
3. heb = hww gepakt = zww
4. heb = zww gepakt = hww

Een lastige: welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde en dus een koppelwerkwoord?

1. Hij blijft dit jaar profvoetballer.
2. Hij blijft dit jaar voetballen.

Wat zijn de zelfstandige werkwoorden?

Zij zou graag een beroemde vlogster gebleven zijn.

1. zou
2. gebleven
3. zijn
4. geen

Ik heb tegen de bal geschopt.

Het zelfstandig werkwoord is:

1. geschopt
2. tegen
3. ik
4. heb

Ik heb dat altijd al willen kopen.

Wat zijn de hulpwerkwoorden?

1. heb
2. heb, willen
3. kopen
4. heb, willen, kopen

Wat is kenmerk van een hulpwerkwoord?

1. helpt het belangrijkste werkwoord in de zin
2. kan als enig werkwoord in een zin staan
3. belangrijkste werkwoord in een zin

Maak één zin met de volgende werkwoord. Zet een streep onder het hulpwerkwoord.
Gewerkt-heeft

Het is nu al de zoveelste keer dat mama haar sleutel is vergeten.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Antwoord D: onbepaald rangtelwoord.

Wat is een bepaald hoofdtelwoord?

1. eerste
2. laatste
3. vier
4. veel

Een paar leerlingen hadden de toets goed gemaakt.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Antwoord C: onbepaald hoofdtelwoord.

Over veertien dagen gaan wij op vakantie.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Antwoord A: bepaald hoofdtelwoord.

Op 3 maart leren de leerlingen veel nieuwe dingen.

Wat is hier het bepaald hoofdtelwoord?

1. op
2. 3 maart
3. 3
4. veel

Kees kwam als laatste over de finish van de marathon.

1. bepaald hoofdtelwoord
2. bepaald rangtelwoord
3. onbepaald hoofdtelwoord
4. onbepaald rangtelwoord

Antwoord D: onbepaald rangtelwoord.

werkwoordspelling verleden tijd: starten

1. Gisteren starte de wedstrijd om drie uur.
2. Gisteren startten de wedstrijd om drie uur.
3. Gisteren startte de wedstrijd om drie uur.
4. Gisteren starten de wedstrijd om drie uur.

Werkwoordspelling (tt)
Hij (vinden) het leuk om te sporten.

1. vindt
2. vinden
3. vind
4. vint

Vul het voltooid deelwoord in:

Die dj heeft me [interviewen].

1. geïnterviewd
2. geïnterviewt

Wat is het voltooid deelwoord van:

gebeuren

1. gebeurt
2. gebeurd

Beide of beiden?

De bedrijven gingen ... verhuizen.

1. beiden
2. beide

Lees beide / beiden hoofdstukken.

1. beide
2. beiden

(Beide/beiden) kwamen te laat in de les.

1. beide
2. beiden

Wat is de juiste schrijfwijze van de samentrekking?

1. oude- en nieuwe schoenen
2. oude en nieuwe schoenen
3. oude- en nieuweschoenen
4. oude- en nieuwe-schoenen

Wat is de juiste samentrekking?
brommerstalling en fietsenstalling

1. brommer en fietsenstalling
2. -stalling en fietsenstalling
3. brommer- en fietsenstalling
4. brommerstalling en -stalling

Welke zin bevat een dubbele ontkenning?

1. Ik ben niet ontevreden
2. Hij heeft een brief geschreven
3. We gaan morgen naar het strand
4. Zij leest niet graag boeken

Welke zin bevat een dubbele ontkenning?

1. Ik ben niet ontevreden
2. Hij heeft een brief geschreven
3. We gaan morgen naar het strand
4. Zij leest niet graag boeken

Tips voor het leren

• Bekijk de doelen uit Taalverzorging
• Maak de zelftoetsen
• Ga online oefenen op websites als: Juf Melis spelling
• Cambiumned spelling