H4 woordenschat 'zoek een tegenstelling'

Woordenschat H4
Zoek een tegenstelling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat H4
Zoek een tegenstelling

Slide 1 - Slide

Ik kan de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling
Een tegenstelling kun je herkennen aan de vorm. 
- basiswoord + een voorvoegsel
- vervang het voorvoegsel 
- heel ander woord

Slide 2 - Slide

Wat is de tegenstelling van het woord 'populair'

Slide 3 - Open question

Van welke vorm is er sprake?

populair - impopulair
A
basiswoord + een voorvoegsel
B
vervang het voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 4 - Quiz

Wat is de tegenstelling van het woord
'invoer'

Slide 5 - Open question

Van welke vorm is er sprake?

invoer - uitvoer
A
basiswoord + een voorvoegsel
B
vervang het voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 6 - Quiz

Wat is de tegenstelling van het woord
'snel'

Slide 7 - Open question

Van welke vorm is er sprake?

snel - langzaam
A
basiswoord + een voorvoegsel
B
vervang het voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'essentiële'?
A
gevaarlijke
B
mooie
C
moeilijke
D
belangrijke

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'diëtiste'?
A
iemand die je voedingspatroon in de gaten houdt
B
iemand die ondersteunt bij persoonlijke communicatie, stem, taal, spraak en gehoor
C
iemand die bewegings- en houdingsproblemen probeert te verhelpen
D
iemand die je slaappatroon in de gaten houdt

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste woord in.

Mijn broertje is een ... jongen. Hij ligt de hele dag op de bank.
A
fitte
B
inactieve
C
mentale
D
recente

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste woord in.

... er minder besmettingen zijn, gaan de scholen weer open.
A
mits
B
tenzij
C
hoewel

Slide 12 - Quiz

Versterk het bijvoeglijk naamwoord.

...mager
A
oer
B
brood
C
peper
D
kern

Slide 13 - Quiz

Versterk het bijvoeglijk naamwoord.

zwaar
A
steen
B
olifant
C
lood
D
huis

Slide 14 - Quiz

Maak de uitdrukking af.

Lief en ...
A
leed
B
lijk
C
haat
D
plezier

Slide 15 - Quiz

Maak de uitdrukking af.

Zonder kop of ...
A
kat
B
staart
C
kont
D
haren

Slide 16 - Quiz