brugklas §5 Rijm en poëzie

§5 Rijm
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§5 Rijm

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Welk woord hoort er te staan, denk jij?

Slide 3 - Open question

Metrum
Woorden en zinnen hebben een bepaald ritme van beklemtoonde en onbeklemtoonde klanken. Dit heet metrum. 

In gedichten maken schrijvers gebruik van deze eigenschap om de tekst zo te schrijven dat ie pakkend is, en je het gemakkelijk onthoudt.


Voorbeeld

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.  

Te zijn of niet te zijn (to be or not to be)


Slide 4 - Slide

Rijm
Rijm

Klankovereenkomst in woorden of beklemtoonde lettergrepen.
Voorbeeld

Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.  

Te zijn of niet te zijn (to be or not to be)


Slide 5 - Slide

De docent Aardrijkskunde klaagt steen en been.

Dat jij mij zo kunt bedonderen
blijft mij verwonderen.

Eindrijm= rijm aan het eind van woorden, vaak aan het eind van twee regels in een lied of gedicht.

Eindrijm

Slide 6 - Slide


Alliteratie (beginrijm)
De medeklinkers rijmen.
Heerlijk Helder Heineken
Rita de Reuzenschildpad

Denk aan Suske en Wiske titels: 
De kale kapper, Twee toffe totems, De gulle gever etc.
Alliteratie= rijm van gelijke medeklinkers aan het begin van woorden of lettergrepen die dicht bij elkaar staan.

Een bekend voorbeeld van alliteratie is:
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan.

Slide 7 - Slide



Assonantie (klinkerrijm)

Hij gaat naar de ijsbaan. 

Hij l
oopt rond met een rood hoofd. 

Klamme handen

Assonantie/klinkerrijm
Bij assonantie rijmen klinkers (a, e, o, u, i) op elkaar.
Het is rijm van beklemtoonde klinkers middenin woorden die bij elkaar in de buurt staan. 

Slide 8 - Slide

Vier kenmerken poëzie
1. een gedicht heeft een eigen uiterlijke vorm
2. in een gedicht spelen (rijm)klanken, maat en/of ritme een rol; 
3. een gedicht heeft een of meer versregels met een speciale (soms ongrammaticale) zinsbouw
4. in een gedicht wordt gespeeld met betekenissen van woorden.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Zin
Een zin begint met een hoofletter en eindigt met een leesteken (punt, vraagteken, uitroepteken). Een zin kan doorlopen over twee of meer versregels.

Slide 11 - Slide

Vorm

Ondanks dat we deze tekst niet kunnen lezen, zie je toch direct dat het een gedicht is. 
Hoe komt dat? 

Slide 12 - Slide

Denken, dromen, doen
A
eindrijm
B
alliteratie
C
assonantie

Slide 13 - Quiz

Hij gaat voor het raam staan.
A
alliteratie
B
assonantie
C
eindrijm

Slide 14 - Quiz

De zee bracht een serene sfeer.
A
alliteratie
B
eindrijm
C
klinkerrijm

Slide 15 - Quiz

Sinterklaas zat te denken,
wat ie ...nu weer zou schenken.
A
alliteratie
B
assonantie
C
eindrijm

Slide 16 - Quiz

Tot slot: alliteratie tot je erbij neervalt
Zodra zwoele zomerzonnestralen zachtjes zigzaggend tussen zilveren zeezeilen zoemen, zoeken zorgeloze zeelieden zalige zandstranden, terwijl ze zilte zeebriesjes zuigen, zinderende zonsondergangen bewonderen en zoete zomervruchten zonder zorgen zwijgend zegenen.

Slide 17 - Slide

Maken 
Blz 98 opdracht 1
Blz 99 opdracht 3 en 4


Slide 18 - Slide