Naamwoordelijk gezegde 2

Grammatica
Naamwoordelijk gezegde 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica
Naamwoordelijk gezegde 2

Slide 1 - Slide

2 soorten werkwoorden
1 Doe-ww:      Ik fiets naar school
                            Ik poets mijn tanden
                            Ik maak mijn huiswerk

2 Eigenschap-ww:    Ik ben leraar.
                                           Messi is topvoetballer.
                                           Rutte blijft premier. 

r zit een koppelwerkwoord in de zin:
zijn, worden, blijven,
blijken, lijken, schijnen, heten,
(dunken, voorkomen)

Slide 2 - Slide

Zo vind je het ng
Het is een eigenschap van het onderwerp (eigenschap-ww)

Er zit een koppelwerkwoord in de zin:
zijn, worden, blijven,
blijken, lijken, schijnen, heten,
(dunken, voorkomen)

Slide 3 - Slide

De vleesetende bekerplant kan wel 30 gram vlees verteren.
Wat is/zijn ww in deze zin?
A
kan
B
verteren
C
kan + verteren

Slide 4 - Quiz

De docent is chagrijnig.
Het is een eigenschap van het onderwerp:
De docent = chagrijnig

Er zit een koppelwerkwoord in de zin:
zijn , worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten

Slide 5 - Slide

Hij is altijd mijn beste vriend gebleven

Het is een eigenschap van het onderwerp
Hij = mijn beste vriend.

Er zit een koppelwerkwoord in de zin:
zijn , worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten,
andere werkwoorden: gebleven = wg

Slide 6 - Slide

Morgen ben ik weer vrolijk.
Is 'vrolijk' een eigenschap van 'ik'?
en is 'ben' een kww?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Die conciërge lijkt me erg aardig.
(pv) + [ng]
A
(lijkt) [erg aardig]
B
(lijkt) [conciërge]

Slide 8 - Quiz

Die telefoon is een prachtig apparaat.
(pv) + [ng]
A
(is) [een prachtig apparaat]
B
(is) [die telefoon]

Slide 9 - Quiz

De Elfstedentocht bleek onmogelijk te zijn.
(pv) + [ng] + {wg}
A
(bleek) [onmogelijk te zijn]
B
(bleek) [onmogelijk] {te zijn}

Slide 10 - Quiz

Ondanks zijn rijkdom is Dagobert gierig gebleven
is =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 11 - Quiz

Ondanks zijn rijkdom is Dagobert gierig gebleven
Dagobert =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 12 - Quiz

Ondanks zijn rijkdom is Dagobert gierig gebleven.
gebleven =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 13 - Quiz

Ondanks zijn rijkdom is Dagobert gierig gebleven.
gierig =
A
ng
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 14 - Quiz

Ondanks zijn rijkdom is Dagobert gierig gebleven.
ondanks zijn rijkdom =
A
ng
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 15 - Quiz

Die Donald Duckies schijnen ongelezen te zijn.
schijnen =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 16 - Quiz

Die Donald Duckies schijnen ongelezen te zijn.
Die Donald Duckies =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 17 - Quiz

Die Donald Duckies schijnen ongelezen te zijn.
te zijn =
A
ng
B
pv
C
wg
D
ow

Slide 18 - Quiz

Die Donald Duckies schijnen ongelezen te zijn.
ongelezen =
A
ng
B
lv
C
mv
D
bwb

Slide 19 - Quiz

De avondklok blijkt in strijd met de wet te zijn geweest.
blijkt =
A
pv
B
ow
C
wg
D
ng

Slide 20 - Quiz

De avondklok blijkt in strijd met de wet te zijn geweest.
de avondklok =
A
pv
B
ow
C
wg
D
ng

Slide 21 - Quiz

De avondklok blijkt in strijd met de wet te zijn geweest.
te zijn geweest =
A
pv
B
ow
C
wg
D
ng

Slide 22 - Quiz

De avondklok blijkt in strijd met de wet te zijn geweest.
in strijd met de wet =
A
lv
B
mv
C
bwb
D
ng

Slide 23 - Quiz

Uiteindelijk is hij piloot geworden.
pv =
A
hij
B
is
C
geworden
D
uiteindelijk

Slide 24 - Quiz

Uiteindelijk is hij piloot geworden.
ow =
A
hij
B
is
C
geworden
D
piloot

Slide 25 - Quiz

Uiteindelijk is hij piloot geworden.
wg =
A
hij
B
uiteindelijk
C
geworden
D
piloot

Slide 26 - Quiz

Uiteindelijk is hij piloot geworden.
ng =
A
hij
B
is
C
geworden
D
piloot

Slide 27 - Quiz

Uiteindelijk is hij piloot geworden.
bwb =
A
hij
B
piloot
C
geworden
D
uiteindelijk

Slide 28 - Quiz