What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
6.4 Oogafwijkingen
6.4
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Natuurkunde
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
6.4
Slide 1 - Slide
6.1 licht en beeld
6.4 oogafwijkingen
Slide 2 - Slide
Planning
Vandaag: 6.4 Oogafwijkingen
Volgende week: Geen les
Week van 9 juni: oefentoets/herhalen
Slide 3 - Slide
Welke lenzen zijn bol?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
2 en 4
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste volgorde voor het tekenen met de spiegelwet?
Slide 5 - Drag question
Welke lenzen zijn
negatieve lenzen?
Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 6 - Quiz
Wat is de eerste tekenregel bij lenzen?
A
Lichtstralen die door vanuit een punt vertrekken komen samen in een punt.
B
Lichtstralen die door het midden van de lens gaan worden niet gebroken.
C
Lichtstralen die door de lens gaan worden altijd gebroken.
D
Lichtstralen die evenwijdig op de lens vallen breken door het brandpunt.
Slide 7 - Quiz
Hoek van inval
Hoek van breking
Normaal
Grensvlak
Sleep de juiste symbolenaar de juiste plek.
Er geldt hier
breking...
i
r
n
... van de normaal af.
... naar de normaal toe.
gv
Slide 8 - Drag question
welke oogafwijkingen ken je?
Slide 9 - Mind map
Lesdoel
De oogafwijkingen bijziend, verziend en oudziend beschrijven.
De sterkte van de lens berekenen.
Slide 10 - Slide
Doorsnede van een oog
Slide 11 - Slide
Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
Veel licht - pupil klein
Weinig licht - pupil groot
Slide 12 - Slide
Vertepunt
Als je oogspieren zijn ontspannen
kan je ver kijken. Het verste punt
wat je kunt zien heet het
vertepunt.
Slide 13 - Slide
Nabijheidspunt
Het punt het dichtste bij wat
je nog scherp kan zien heet
het nabijheidspunt .
jong persoon : ongeveer op 10 cm voor oog
Als je nabijheidspunt verder ligt dan 25 cm van je oog heb je een bril nodig
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Onder de lenzen staan nummers. Welke lens is hol en welke bol?
Sleep de nummers op de goede plek.
Hol
Bol
1
2
3
4
5
6
Slide 18 - Drag question
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Iemand die verziend is:
A
ziet dichtbij goed
B
ziet veraf goed
C
heeft een bril met holle lenzen nodig
D
heeft altijd bruine ogen
Slide 21 - Quiz
Iemand die verziend is, heeft ...
A
een te lange oogbol of de lens breekt het licht te sterk
B
een te lange oogbol of de lens breekt het licht niet goed genoeg
C
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht te sterk
D
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht niet genoeg
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Bijziend =
A
Ooglens te bol Beeld achter netvlies
B
Ooglens te bol Beeld vòòr netvlies
C
Ooglens niet bol genoeg Beeld achter netvlies
D
Ooglens niet bol genoeg. Beeld vòòr netvlies
Slide 25 - Quiz
Iemand die bijziend is...
A
Kan goed dichtbij kijken
B
Kan goed in de verte zien
Slide 26 - Quiz
Oudziend
Ooglens is minder elastisch
Je kunt niet goed meer accomoderen.
Je hebt een positieve lens nodig
Slide 27 - Slide
nabijheids- en vertepunt
Nabijheidspunten en vertepunten van verschillende personen.
De getallen zijn voorbeelden
Slide 28 - Slide
Wat is het nabijheidspunt?
A
Het punt waarop je ogen beginnen te tranen
B
Het punt het dichtste bij wat je nog scherp kan zien
C
Het verste punt wat je kunt zien
D
Het punt waarop je ogen beginnen te knipperen
Slide 29 - Quiz
Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen
Slide 30 - Quiz
Bij veel licht is de pupil
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil
Slide 31 - Quiz
Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren
Slide 32 - Quiz
Wat is constant in de oog ?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
Slide 33 - Quiz
Dioptrie
Oogarts en opticien gebruiken dpt om de sterkte (S) van brilleglazen aan te geven.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Lenssterkte
Een kleine brandpuntsafstand is een sterkte lens.
Een grote brandpuntafstand is een zwakke lens.
Slide 36 - Slide
lenssterkte
Een leesbril heeft een brandpuntsafstand van 33 cm.
Bereken de sterkte van de brillenssterke
gegevens : f = 33cm = 0,33 m
gevraagd: S = ?
uitwerking: S = 1/f = 1/0,33 = +3,0 dpt
Slide 37 - Slide
lenssterkte
Jaap heeft een bril met negatieve glazen De waarde van de glazen is - 2,25 dpt
bereken de brandpuntsafstand in cm.
gegevens : s = - 2,25 dpt
gevraagd: f = ?
uitwerking: f = 1/s = 1/-2.25 = -0.44m = -44 cm
Bij negatieve lenzen is de dpt ook negatief
Slide 38 - Slide
Hoe sterk is een lens als de brandpuntafstand 35 cm is?
A
0,029 dpt
B
2,9 dpt
C
-0,029 dpt
D
-2,9 dpt
Slide 39 - Quiz
De brillenglazen van Jordy moeten een sterkte hebben van 3,5 dpt.
Bereken de brandpuntsafstand.
A
0.29 cm
B
-0.29 m
C
-0.29cm
D
0.29 m
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Video
Opdrachten
38, 39, 41, 46
Slide 42 - Slide
More lessons like this
14.2 dl2
July 2025
-
26 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
15.3 Gezichtszintuig dl1 (zelfstandig)
July 2025
-
26 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
14.2-2 Je gezichtszintuig 5H
June 2022
-
23 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
14.2 Gezichtzintuig herh 5H
December 2023
-
32 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
15.3+15.4 oog
July 2025
-
17 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
5H Herh. 14.2 - 14.4
June 2022
-
13 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Th6 B3 Oren en ogen oefenvragen
April 2022
-
64 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1
5H Herh. 14.2 Gezichtzintuig
May 2023
-
21 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5