thema 3 Gaswisseling en uitscheiding

Gaswisseling
Het uitwisselen van gassen tussen omgeving en longen
Doel: zuurstof opnemen, koolstofdioxide afgeven
Dit zijn gassen die nodig zijn dan wel ontstaan bij verbranding
Door verbranding krijgt het lichaam energie voor de processen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 37 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gaswisseling
Het uitwisselen van gassen tussen omgeving en longen
Doel: zuurstof opnemen, koolstofdioxide afgeven
Dit zijn gassen die nodig zijn dan wel ontstaan bij verbranding
Door verbranding krijgt het lichaam energie voor de processen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Neusademhaling
Voordelen:
  • neusharen: grote stofdeeltjes tegenhouden
  • neusslijmvlies: buitenste laag: slijm: 
  • kleine stofdeeltjes & ziekteverwekkers tegenhouden en   lucht vochtig maken, trilharen: slijm naar keel 
  • bloedvaten: lucht verwarmd
  • reukzintuig: keurt lucht

Slide 4 - Slide

structuur hemoglobine

Slide 5 - Slide

opname van zuurstof door Hb als
- hoge concentratie zuurstof aanwezig is
- lage concentratie CO2 is
- lage temperatuur aanwezig is
- relatief basisch milieu (komt door weinig CO2, als CO2 oplost in bloed wordt H2CO3 gevormd, wat HCO3- wordt + H3O+)
  • voorkeur voor óf alle 4 plekken met zuurstof gebonden óf geen, daardoor geen rechte lijn als curve


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

afgifte van zuurstof door oxyHb als
- weinig zuurstof aanwezig is
- veel CO2 aanwezig is
- relatief hoge temperatuur aanwezig is
- relatief zure omgeving

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

vanaf 7 minuten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

                                              83D

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

samenvatting
Er zijn twee manieren van ademhalen: borstademhaling en buikademhaling
Beide berusten op het feit dat de longinhoud vergroot wordt. Dit gebeurt door aanspannen van de buitenste tussenribspieren of aanspannen van het middenrif. Hierdoor ontstaat een onderdruk, waardoor lucht naar binnen gezogen wordt. 

Slide 16 - Slide

Bij uitademen ontspannen de spieren zich. Hierdoor gaat óf het borstbeen met de ribben naar beneden óf het middenrif omhoog. Er ontstaan een kleinere ruimte, waardoor er overdruk ontstaat en de lucht stroomt naar buiten.
Voor een diepe inademing worden ook de halsspieren gebruikt, voor een diepe uitademing worden de binnenste tussenribspieren ook aangespannen.

Slide 17 - Slide

plaatsing spieren

Slide 18 - Slide

Ademvolume Binas 83B

Slide 19 - Slide

regeling ademfrequentie

Het ademcentrum regelt de activiteit van de ademspieren. Hiervoor zitten er chemoreceptoren in de hersenstam, de wand van de aorta en de wand van de halsslagaders. Deze meten de pCO2. Als er weinig zuurstof in het bloed zit, neemt de gevoeligheid voor CO2 toe. Door sneller en krachtiger samen te trekken, kan de hoeveelheid geventileerde lucht wel 20x zo groot worden.

Slide 20 - Slide

De rekreceptoren meten de mate van uitrekking, via feedback wordt de inademing gestopt en ga je uitademen.

Bij hyperventilatie gaan personen te snel ademen, waardoor teveel CO2 uitgeademd wordt en het gehalte te laag wordt in het bloed.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Door lungpacking voorafgaand aan een duik kan de duiker een grotere diepte bereiken, leg dit uit:

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Lever
De lever krijgt zuurstofrijk bloed via de leverslagader en zuurstof-arm maar voedselrijk bloed via de poortader. In de lever wordt onder andere glycogeen opgeslagen, zodat de leverwerking belangrijk is voor de samenstelling van het bloedplasma. De lever is zodoende betrokken bij homeostase. 
Bouw: Binas 82D

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Functies
- regelen bloedsuiker
- verwerkt cholesterol
- maakt gal
- bouwt vetzuren om
- regelt vettransport
- bouwt aminozuren om naar aminozuren of ureum
- stollingseiwitten maken, ontgiften, witte bloedcellen

Slide 28 - Slide

Nieren en urinewegen 85A

Slide 29 - Slide

Samenstelling nier 85A

Slide 30 - Slide

Urine wordt verzameld in het nierbekken en afgevoerd via de urineleiders. Via urine wordt overtollig water en zouten afgevoerd, zodoende hebben de nieren invloed op de osmotische waarde. De hoeveelheid uitgescheiden water staat onder invloed van het hormoon ADH: anti-diuretisch hormoon (anti-uitscheidingshormoon). Dus: hoe meer ADH, hoe minder water met urine uitgescheiden wordt.

Slide 31 - Slide

Door hoge bloeddruk wordt het vocht met glucose, ionen en ureum uit het bloedplasma in het nierkapsel eruit geperst. Dit heet ultrafiltratie. Dit proces kost geen zuurstof, door het kleinere volume vocht zit er dus relatief meer zuurstof in het bloed.

Slide 32 - Slide

Kapsel van Bowman

Slide 33 - Slide

Er wordt per dag 180 l voorurine gemaakt. Veel stoffen worden weer uit de voorurine mbv actief transport gehaald, bijv glucose. Dit proces heet terugresorptie.

De pH van het bloed wordt geregeld door meer of minder CO2 via de longen uit te ademen.

Slide 34 - Slide

Binas 85B

Slide 35 - Slide

Binas 85C

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide