NT2 meervoud (Basisgrammatica les 9)

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Meervoud

lange en korte klank

s/z

f/v

Wat is het meervoud van:
grens

Wat is het meervoud van:
traan

1. traans
2. traanen
3. tranen

klinkers?

medeklinkers?

boom  -  bomen

tas - tassen

herhaling

lange klank in kort woord: aa/oo/uu/ee

lange klank in lang woord:

1)woord delen

2) lange klank aan einde woord-deel?

ma-nen

3) staat er nog een medeklinker?

maan- den

Wat is het meervoud van:
kleed

1. kleden
2. kleeden
3. kledden

want

kleed

verdeel in woordgroepen:Klee - den

ee staat aan het einde

dus 1 e weg

Wat is het meervoud van:
laars

1. larsen
2. laarzen
3. laarsen

want

laars

1) verdeel in woorddelen laar -sen

2) de klinker staat niet aan het einde dus de twee aa's blijven!

(nog een ander probleem is de s /z en de v/f)

brief - brieven

doos - dozen

s/z v/f

de Z komt nooit aan het einde van een woord, dan wordt het een S

de V komt nooit aan het einde van een woord, dan wordt het een F

de S en de V komen niet tussen twee klinkers

(ss wel; vissen)

Wat is het meervoud van:
golf

1. golven
2. golfen
3. golfs

meervoud van reis

1. reisen
2. reissen
3. reizen

man

meervoud van MAN = mannen

waarom nu twee medeklinkers?

Anders staat er manen

het meervoud 

van MAAN

NOG EVEN KORT

lange klank in een kort woord: aa/ee/oo/uu

lange klank in een lang woord; soms a en soms aa

ligt aan of de klinker alleen staat

korte klank in een kort woord:

pot/bak/leg

in een langer woord (meervoud) potten, bakken, leggen

wat is het meervoud van:
bak

1. baks
2. baken
3. bakken

Wat is het meervoud van:
blok

1. bloken
2. blokken
3. bloks

Wat is het meervoud van:
vinger

Wat is het meervoud van:
mand