This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 7: Verslavingen
Slide 1 - Slide
Welke verslavingen ken je?
Slide 2 - Mind map
Verslaving of hobby?
Slide 3 - Slide
Mijn ouder(s) zeggen wel eens dat ik mijn telefoon/laptop weg moet leggen.
Altijd
Best vaak
Soms
Nooit
Slide 4 - Poll
In de pauze op school speel ik vaak een spelletje op mijn telefoon/laptop of ben ik veel met mijn telefoon bezig.
Altijd
Best vaak
Soms
Nooit
Slide 5 - Poll
Ik speel na schooltijd wel eens online spelletjes met vrienden.
Elke dag
Bijna elke dag
Alleen in het weekend
Nooit
Slide 6 - Poll
Ik maak mijn schoolwerk heel snel, zodat ik daarna op mijn telefoon/laptop kan.
Altijd
Best vaak
Soms
Nooit
Slide 7 - Poll
Ik zou best een hele dag zonder mijn telefoon kunnen.
2 dagen lukt makkelijk
Dat wordt lastig, maar moet kunnen
Nee, die kan ik echt geen dag missen
Ik kan wel een week zonder telefoon
Slide 8 - Poll
Slide 9 - Video
Stel: je ouders plannen een prachtige vakantie, maar er is geen wifi of 4G en daarom blijft je telefoon thuis. Hoe reageer jij?
Ik ga echt niet mee
Tuurlijk ga ik mee
Slide 10 - Poll
Wat is thuis de mobiel regel als je gaat slapen?
Die mag mee naar mijn slaapkamer
Die moet ik beneden laten liggen
Slide 11 - Poll
Het gebruik van je telefoon tijdens het leren zorgt voor een lager cijfer.
Ja
Nee
Slide 12 - Poll
Zorgt je telefoon op school voor afleiding van je schoolwerk?
Ja
Nee
Slide 13 - Poll
Ben jij verslaafd aan je telefoon?
Ja
Nee
Slide 14 - Poll
Hoe goed ben jij in hacken?
Super goed
Geen idee
Ik word altijd gehackt
Een beetje
Slide 15 - Poll
Slide 16 - Video
Welke kenmerken van verslaving heb je in dit filmpje gezien?
Slide 17 - Mind map
Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.
Slide 18 - Quiz
Wat zijn drugs?
Drugs zijn middelen die gebruik worden om een fijn gevoel te krijgen.
klik op het icoontje voor uitleg.
Ze beinvloeden voornamelijk je hersenen.
Drugs kunnen ook gevaarlijk zijn.
Slide 19 - Slide
Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:
1. de hoeveelheid die je inneemt
2. hoe je je op dat moment voelt
3. de omgeving
4. de soort drugs die je gebruikt
Slide 20 - Slide
Invloed
Drugs kunnen op verschillende manieren invloed hebben:
Stimulerend
Verdovend
Bewustzijns veranderend
Slide 21 - Slide
Stimulerend
- je hartslag gaat omhoog
- je wordt actiever
- spieren spannen zich aan
- bloeddruk gaat omhoog
we noemen dit UPPERS
(cocaine, amfetamine, tabak, koffie)
Slide 22 - Slide
Verdovend
Deze middelen werken kalmerend.
Je wordt er rustiger van.
Ademhaling en hartslag gaan omlaag.
we noemen deze drugs DOWNERS
(heroine, GHB, alcohol, slaapmiddelen)
Slide 23 - Slide
Verandering van bewustzijn
Sommige middelen hebben invloed op je bewustzijn.
Het bewustzijn neemt dingen waar.
Deze drugs zorgen ervoor dat je dingen anders waarneemt.
Dit soort drugs noemen we TRIPPERS
(denk aan LSD, Hasj, wiet, paddo's)
Slide 24 - Slide
3 mogelijke gemoedstoestanden
1: High. Dan ben je opgewekt en energiek/fantasierijk
2: Stoned. Dan ben je loom en ontspannen
3: Flippen, of ''bad trip''. Dan ben je ziek of angstig.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Sta je achter een verbod op het gebruik van lachgas? waarom wel? waarom niet?
Slide 27 - Open question
Hoe noem je stimulerende middelen ook wel?
A
harddrugs
B
partydrugs
C
tripdrugs
Slide 28 - Quiz
wat is hallucineren?
A
dingen zien of horen die er niet echt zijn
B
veel praten
C
diep nadenken
D
het kweken van wiet
Slide 29 - Quiz
Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.
Slide 30 - Quiz
Al je gewoontes samen noem je:
A
genotmiddel
B
leefstijl
C
verslaving
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Video
Een effect van alcohol op de korte termijn is
A
een kater
B
verslaving
C
lichamelijke afhankelijkheid
Slide 33 - Quiz
Jeffrey is verslaafd aan een genotmiddel. Zijn behoefte aan het middel is zo groot, dat hij moet klappertanden en begint te zweten. Wat voor verslaving heeft Jeffrey?
A
een geestelijke verslaving
B
een lichamelijke verslaving
C
een sociale verslaving
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Video
Verslaving en gedrag
Verslaving heeft met je eigen gedrag te maken.
Ben je er gevoelig voor om iets te proberen?
Ben je nieuwsgierig?
Durf je risico's te nemen?
Allemaal dingen die een rol spelen bij het gebruik van genotsmiddelen.