Laatste les voor het examen

Examenoefeningen di 11 april 
Hierbij nog wat oefeningen met zaken die vast voorkomen bij het examen. 

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Examenoefeningen di 11 april 
Hierbij nog wat oefeningen met zaken die vast voorkomen bij het examen. 

Slide 1 - Slide

Een relatief hoge werkloosheid onder winkelmedewerkers kan weer leiden
tot nieuwe werkloosheid. Dit komt door de volgende verschijnselen:
1 minder bestedingen
2 minder inkomen
3 minder werk
Zet de stappen in de juiste volgorde.
A
werkeloosheid 1 -> 3 -> 2 werkloosheid
B
werkeloosheid 2 -> 1 -> 3 werkloosheid
C
werkeloosheid 3 -> 2 -> 1 werkloosheid

Slide 2 - Quiz

V&D ging uiteindelijk failliet en is daarna gesloten. Na sluiting van de warenhuizen hebben veel werknemers van V&D zich ingeschreven bij het UWV.
Geef van de volgende beweringen over het UWV aan of ze juist of
onjuist zijn.
Een werkloze die niet meer wil werken, moet zich inschrijven bij het UWV.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

V&D ging uiteindelijk failliet en is daarna gesloten. Na sluiting van de warenhuizen hebben veel werknemers van V&D zich ingeschreven bij het UWV.
Geef van de volgende beweringen over het UWV aan of ze juist of onjuist zijn.
Een werkloze die ingeschreven staat bij het UWV hoort bij de geregistreerde werklozen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

V&D ging uiteindelijk failliet en is daarna gesloten. Na sluiting van de warenhuizen hebben veel werknemers van V&D zich ingeschreven bij het UWV.
Geef van de volgende beweringen over het UWV aan of ze juist of onjuist zijn.
Een taak van het UWV is sollicitatiebrieven schrijven voor werklozen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Door sluiting van V&D verloren 10.000 werknemers hun baan. Van hen hadden 1.200 werknemers meteen een nieuwe baan zonder inschrijving bij het UWV. Van de overige werknemers hebben zich er 3.000 niet ingeschreven bij het UWV.
Bereken hoeveel procent van de ontslagen werknemers van V&D zich na sluiting heeft ingeschreven bij het UWV.
A
12%
B
42%
C
58%
D
88%

Slide 6 - Quiz

Door de opening van de nieuwe winkels stijgt in elk geval …(1)… (het
aanbod van / de vraag naar) arbeid. Hierdoor kan het …(2)… (overschot /
tekort) op de arbeidsmarkt kleiner worden.

Slide 7 - Open question

Ruben heeft gehoord dat Colombia een ontwikkelingsland is.
 Geef van de volgende kenmerken aan of ze wel of niet horen bij een
ontwikkelingsland.

een hoge werkloosheid
A
Wel
B
Niet

Slide 8 - Quiz

Ruben leest op internet dat Colombia een ontwikkelingsland is. Colombia heeft een slechte infrastructuur.
 Noem twee voorbeelden van infrastructuur.

Slide 9 - Open question

Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste
woorden te noteren. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.

Rijke landen kunnen ontwikkelingslanden helpen door invoerrechten
te …(1)… (verhogen / verlagen). Hierdoor kunnen ontwikkelingslanden
meer …(2)… (exporteren / importeren) en zo meer verdienen.

Slide 10 - Open question

Colombia heeft 20.000.000 inwoners. Van hen kan 31% niet lezen en
schrijven.
 Bereken hoeveel inwoners van Colombia niet kunnen lezen en schrijven.
Schrijf je berekening op.

Slide 11 - Open question

Betere scholing kan in een ontwikkelingsland leiden tot meer
werkgelegenheid.
Hieronder staan vijf verschijnselen.
 Zet deze verschijnselen in de juiste volgorde

1 betere scholing --2 meer inkomen --3 meer bestedingen --4 minder analfabetisme --
5 meer werkgelegenheid

Slide 12 - Open question

Ruben meldt zich bij een hulporganisatie om als vrijwilliger Engelse les te
geven aan kinderen. De hulporganisatie biedt de Engelse lessen gratis
aan. Ruben hoopt zo de kinderen een betere toekomst te kunnen bieden.
Wat biedt de hulporganisatie via Ruben?
A
een vorm van gebonden hulp
B
een vorm van noodhulp
C
een vorm van ontwikkelingssamenwerking

Slide 13 - Quiz

Noem een voordeel om voor de aankoop van een snorscooter je te
baseren op informatie uit een vergelijkend warenonderzoek.

Slide 14 - Open question

Bereken de benzinekosten per schoolweek voor Amin om met de
snorscooter naar zijn opleiding te gaan en terug naar huis. Schrijf je
berekening op en rond af op twee decimalen.


Slide 15 - Open question

Khalid adviseert om bij de snorscooter ook een kettingslot met een
keurmerk aan te schaffen.
Waarom zijn sommige producten voorzien van een keurmerk?
A
De consument kan dan invloed uitoefenen op de prijzen van bepaalde producten.
B
De consument moet het product voor het gebruik laten keuren.
C
De fabrikant geeft hiermee aan dat het product aan bepaalde eisen voldoet.
D
De winkelier stelt zich dan aansprakelijk voor schade aan het product.

Slide 16 - Quiz

van maand naar week en van week naar maand

Slide 17 - Slide

Joris verdient 575 euro per week. Wat verdient Joris per maand?

Slide 18 - Open question

Winst berekenen 

Slide 19 - Slide

Wat is de brutowinstmarge of de brutowinstopslag?

Slide 20 - Open question

REKENEN MET PROCENTEN

Slide 21 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan een percentage van een getal uitrekenen.
  • Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen.
  • Je kan een verschil in procenten uitrekenen.
  • Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.

Slide 22 - Slide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen

Als je het percentage van een aantal
wilt weten heb je 2 woordformules:

1.  Aantal : 100 x percentage

2.  Kommagetal x aantal


Slide 23 - Slide

Je kan een percentage van een getal uitrekenen
Bijvoorbeeld:
78% van de 28 leerlingen heeft zijn/haar huiswerk gemaakt.
Hoeveel leerlingen hebben zijn/haar huiswerk gemaakt?
(Rond je uitkomst af op een heel getal.)
1.  28 / 100 x 78 = 22 leerlingen
2.  0,78 x 28 = 22 leerlingen

Slide 24 - Slide

In 2020 zijn er in Nederland 1,8 miljoen bedrijven. Tijdens de economische crisis die door corona is ontstaan, gaat 15% daarvan failliet.
Hoeveel bedrijven gaan er failliet?
A
270.000
B
12.000
C
120.000
D
27.000

Slide 25 - Quiz

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Als je wilt weten hoeveel iets van een totaal is. Je hebt nu geen percentage, want die ga je berekenen.

Formule:
 wat : waarvan x 100%

Slide 26 - Slide

Je kan een gedeelte van een totaal in procenten uitrekenen

Bijvoorbeeld: Je inkomen is € 60,- en daarvan geef je € 14,- uit. Hoeveel procent geef je uit?

Je stelt je zelf de vraag: 1. Welk (wat)  aantal vragen ze je? € 14,-
                                                    2. Welk getal is het geheel?  (waarvan) € 60,-
  € 14 / € 60 x 100% = 23,3%

Slide 27 - Slide

In 2019 waren er op onze school 582 examenkandidaten. Na afloop van het examen waren 568 examenkandidaten geslaagd.
Hoeveel procent is geslaagd?
A
102,5%
B
2,4%
C
97,6%
D
87,4%

Slide 28 - Quiz

Je kan een verschil in procenten uitrekenen

Als je een procentuele stijging of daling
wilt berekenen gebruik je de formule: 
 

Het verschil delen door het getal waarmee je het moet vergelijken x 100

Slide 29 - Slide

Je kan een verschil in procenten uitrekenen
Bijvoorbeeld: 
Leerlingen hadden voor het eerste proefwerk gemiddeld een 6,5 en voor het tweede proefwerk hadden ze gemiddeld een 7,3 als behaald cijfer.
Hoeveel procent is het gemiddelde cijfer gestegen?


Het verschil delen door het getal waarmee je het moet vergelijken x 100

Slide 30 - Slide

In januari 2019 waren er 321.000 mensen werkloos. In januari 2020 waren er 310.000 mensen werkloos. Hoeveel procent is de werkloosheid afgenomen?
A
3,5%
B
3,4%
C
210%
D
2,7%

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Video

Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.



Het kan zijn dat de 100% niet bekend is. In dat geval ga je kijken welk getal met bijbehorend percentage je wel weet. Dit zet je in een verhoudingstabel.

Slide 33 - Slide

Je kan rekenen met procenten, wanneer het totaal (100%) niet bekend is.

Bijvoorbeeld: De verkoopprijs inclusief 21% BTW van een iPad is €520,-. Hoeveel is de verkoopprijs exclusief de BTW?

In dit geval weet je niet de 100%. Want de verkoopprijs inclusief de 21% BTW is dus in totaal 121%. Met een verhoudingstabel kun je dit uitrekenen.

Slide 34 - Slide

Je typt dus in op je rekenmachine: 

520:121x100 = €429,75

Slide 35 - Slide

Op een school locatie in Elst werken 70 vrouwen. Dat is 40% van het personeel.
Hoeveel mensen werken er op deze locatie?
A
86
B
28
C
168
D
175

Slide 36 - Quiz