Oefentoets De Tweede Wereldoorlog

Herhaling H3: Interbellum 
en 
H4: De Tweede Wereldoorlog
1 / 55
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling H3: Interbellum 
en 
H4: De Tweede Wereldoorlog

Slide 1 - Slide


H3: Interbellum 

Slide 2 - Slide

Welke naamsverandering vond plaats in het Interbellum, kies de juiste volgorde.
A
Keizerrijk-Nazi-Weimar Duitsland
B
Nazi-Weimar-Keizerrijk Duitsland
C
Weimar-Keizerrijk-Nazi Duitsland
D
Keizerrijk-Weimar-Nazi Duitsland

Slide 3 - Quiz

Amerika begon tijdens de bezetting van het Ruhrgebied met een herstelprogramma.
Hoe heette dit plan, en voor welk land was dit bedoeld?

Slide 4 - Open question

Duitsland besluit de stakende arbeiders door te betalen tijdens de bezetting van het Rurhgebied. Welk economisch gevolg had dit?
A
De beurskrach
B
Dawesplan
C
Hyperinflatie
D
Herstelbetalingen

Slide 5 - Quiz

Deze herstelbetalingen hielden uiteindelijk op door een historische gebeurtenis. Welke historische gebeurtenis was dit?
A
De bezetting van het Ruhrgebied
B
De Beurskrach
C
De inflatiepolitiek van de Duitse overheid
D
De invoering van het verdrag van Versailles

Slide 6 - Quiz

Hieronder staan zeven begrippen: 1 antisemitisme
2 anticommunisme, 3 democratie, 4 extreem links
5 militarisme, 6 nationalisme, 7 socialisme
Drie van deze begrippen hebben met zowel met Fascistisch-Italië als met Nazi-Duitsland te maken. Noteer van deze begrippen de nummers

Slide 7 - Open question

Welke begrippen passen bij deze bron?
A
persoonsverheerlijking + propaganda
B
persoonsverheerlijking + terreur
C
planeconomie + propaganda
D
planeconomie + terreur

Slide 8 - Quiz

Welk begrip past bij deze bron
A
Showproces
B
Geheime politie
C
Strafkamp
D
Censuur

Slide 9 - Quiz

Door de Conferentie van München in 1938 werd Sudetenland ingelijfd bij nazi-Duitsland. De uitkomst van deze conferentie past bij het Heim ins Reich-beleid van nazi-Duitsland. Leg dit uit

Slide 10 - Open question

Door de Conferentie van München in 1938 werd Sudetenland ingelijfd bij nazi-Duitsland. De uitkomst van deze conferentie past bij de Appeasementpolitiek van Groot-Britannië, leg dit uit.

Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question

In 1932 was er in Oekraïne sprake van een ernstige hongersnood.
Oekraïne was op dat moment onderdeel van de Sovjet-Unie. De oorzaak
van de hongersnood was een misoogst als gevolg van het
communistische systeem. Ook waren de boeren verplicht om het weinige
graan aan de overheid te leveren. Die verkocht het aan het buitenland.
De misoogst heeft te maken met een kenmerk van het communisme. De
verkoop van het graan past bij een regeringsvorm.
Welke combinatie van kenmerk en regeringsvorm hoort bij de
Sovjet-Unie?
A
collectivisatie, democratie
B
collectivisatie, dictatuur
C
indoctrinatie ,democratie
D
indoctrinatie, dictatuur

Slide 13 - Quiz

Duitsland had een Geheime Politie: Welke groep hoort bij dit begrip?
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Bruinhemden

Slide 14 - Quiz

De Fascisten leken heel erg op de Nazi's. Welk kenmerk van de Nazi's hadden ze echter NIET
A
Anti-democratie
B
Antisemitisme
C
Militarisme
D
Nationalisme

Slide 15 - Quiz

Bekijk de afbeelding. Leg uit wat deze bron te maken heeft met de begrippen: Antisemitisme en de Dolkstoot legende. Leg dit voor beide begrippen uit.

Slide 16 - Open question

Bij welke groep hoort het volgende symbool
A
nazi-Duitsland
B
fascisten
C
communisten
D
nsb'ers

Slide 17 - Quiz

Wie was de leider van fascistisch Italië?
A
Adolf Hitler
B
Benito Mussolini
C
Anton Mussert
D
Josef Stalin

Slide 18 - Quiz

Leg het begrip showproces uit.

Slide 19 - Open question

Noem twee manieren waarop Stalin de Sovjet Unie veranderde

Slide 20 - Open question


H4: De Tweede Wereldoorlog

Slide 21 - Slide

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
deportatie
D
gelijkschakeling

Slide 22 - Quiz

Welke conclusie kun je trekken uit de bron?

De tekenaar vond dat....
A
de Tweede Wereldoorlog de schuld was van Hitler.
B
de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk was.
C
Hitlers daden in strijd waren met zijn woorden.
D
vrede met geweld afgedwongen moest worden.

Slide 23 - Quiz

Bestudeer eerst de bron.

De maker wilde met de poster duidelijk maken.....
A
dat Churchill en Roosevelt het bijna in hun broek hadden gedaan van angst
B
dat Stalin blij was met de afwachtende houding van Churchill en Roosevelt
C
dat Stalin Churchill en Roosevelt olie wilde leveren voor de invasie in West-Europa
D
dat Stalin vond dat Churchill en Roosevelt op moesten schieten met het tweede front

Slide 24 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de bron?
A
censuur
B
propaganda
C
onderdrukking
D
gelijkschakeling

Slide 25 - Quiz

Deze vraag gaat over de Tweede Wereldoorlog buiten Europa. Zet de onderstaande gebeurtenissen in de juiste volgorde:
1 De VS gooien de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.
2 De VS verklaren Japan de oorlog.
3 Japan begint met de verovering van delen van China.
4 Japan capituleert.
5 Japan valt Pearl Harbor aan.
6 Japan verovert Indonesië.
A
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 4 --> 1
B
3 --> 5 --> 2 --> 6 --> 1 --> 4
C
3 --> 2 --> 5 --> 6 --> 1 --> 4
D
6 --> 4 --> 2 --> 3 --> 1 --> 5

Slide 26 - Quiz

Bekijk de kaart van Europa van 1939 tot 1942.

Wat hoort bij het rode kruisje (in legenda) te staan?

Slide 27 - Open question

Deze opdracht gaat over een historische bron: een oproep om te gaan staken die op 25 februari 1941 in Amsterdam werd verspreid.

Lees eerst de bron. Trek je conclusie: Wat was de belangrijkste eis van de initiatiefnemers?

A
dat de lonen en de uitkeringen fors zouden worden verhoogd
B
dat de (socialistische) NVV niet gelijkgeschakeld zou worden
C
dat de terreur tegen de joodse bevolking meteen zou stoppen
D
dat NSB-leider Mussert niet de leiding over Nederland zou krijgen

Slide 28 - Quiz

Bekijk de bron.

Welk land wordt bedoeld met bericht 1?

En welk bondgenootschap wordt bedoeld met bericht 2?
A
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: As-mogendheden
B
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: Geallieerden
C
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden
D
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden

Slide 29 - Quiz

Na de mobilisatie kreeg de vader te maken met Japanse soldaten.

Op welke kaart staat de aanval van de Japanners waar de vader direct mee te maken kreeg?
A
op geen van de kaarten
B
op kaart 1
C
op kaart 2
D
op kaart 1 en 2

Slide 30 - Quiz

Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken?

En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 31 - Quiz

De schrijver herinnert zich een periode in het westen van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoe heet deze periode?

Slide 32 - Open question

De volgende zinnen beschrijven het gedrag van vier Nederlanders tijdens
de Tweede Wereldoorlog:
1 Een man meldt zich aan voor de strijd tegen de Sovjet-Unie.
2 Een politieman geeft leiding bij het oppakken van Joden.
3 Een radio-omroeper deelt mee dat het Nederlandse leger heeft gecapituleerd.
4 Een vrouw wordt verliefd op een Duitse soldaat.

Welke vorm of welke vormen van gedrag zijn voorbeelden van collaboratie?
A
Nummer 1 en 2
B
Nummer 2
C
Nummer 2 en 3
D
Alleen nummer 4

Slide 33 - Quiz

In de bron wordt een begrip beschreven dat past bij de nationaalsocialistische politiek van Duitsland.

Noem dit begrip:

Slide 34 - Open question

Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.

De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.

Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.

Slide 35 - Quiz

Bekijk de twee bronnen.
Foto 1 is genomen op 13 maart 1945, foto 2 op 20 september 2019.
Op foto 1 is koningin Wilhelmina te zien, op foto 2 een actrice die de rol van Wilhelmina speelt in de musical Soldaat van Oranje.

Welke bewering over deze twee foto's is juist?
A
De scene in foto 2 is tot in detail gebaseerd op foto 1, een primaire bron over de terugkeer van Wilhelmina in 1945
B
Een foto is per definitie een primaire bron, omdat een foto vastlegt wat er op dat moment voor de lens te zien is.
C
Omdat foto 2 een secundaire bron is, zijn bijzonderheden (zoals de kleuren van het RAF-embleem op het vliegtuig) waarschijnlijk fout.
D
Vanuit historisch oogpunt zijn de foto's 1 en 2 even waardevol, omdat ze tot in detail met elkaar overeenstemmen.

Slide 36 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een Amerikaanse poster uit 1942.

Welke boodschap had de poster in de bron voor de gewone Amerikaanse burger?

A
De Japanse keizer Hirohito is net zo'n onbetrouwbare schurk als de Duitse leider Hitler en de Russische dictator Stalin.
B
Laat iedereen zich inzetten om de productie van onze industrie op te voeren, want alleen zo kunnen we de vijand verslaan.
C
Wees voorzichtig met wat je zegt, want de spionnen van de As-mogendheden houden ons Amerikanen voortdurend in de gaten.
D
Geen van de genoemde boodschappen is juist.

Slide 37 - Quiz

Tot hier! 
(de rest hebben we al gedaan)

Slide 38 - Slide

Hieronder staan kenmerken van fascisme/nazisme welke hoort alleen bij nazisme!
A
Racisme
B
1 Sterke leider
C
Geweld is goed
D
Nationalisme

Slide 39 - Quiz

Gebruik de bron.

In welk jaar is deze foto gemaakt?

A
1930
B
1933
C
1936
D
1939

Slide 40 - Quiz

Welke van deze vier uitspraken past bij de NSDAP van Hitler?
A
"Duitsland moet zo snel mogelijk de schade uit de Eerste Wereldoorlog vergoeden."
B
"Duitsland moet zorgen voor goede contacten met Frankrijk en Groot-Brittannië."
C
"In Duitsland is iedereen - katholiek of protestant, jood of christen - gelijk."
D
"In Duitsland zijn, dankzij ons, over een paar jaar geen werklozen meer te vinden."

Slide 41 - Quiz

Wat hoort bij nationaal socialisme
A
een volk, een rijk, een leider
B
meerdere volkeren, een rijk, een leider
C
een volk, een rijk, meerdere leiders
D
Een volk, meerdere rijken, een leider

Slide 42 - Quiz

Oorzaak of gevolg van de machtsovername van Hitler in 1933?

1. Alle Duitsers moesten de Fuhrer gehoorzamen;
2. De armoede in Duitsland nam toe.
3. De werkloosheid in Duitsland groeide.
4. Nationaalsocialisten maakten van Duitsland een totalitaire staat.
A
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
B
1. oorzaak, 2. oorzaak, 3. oorzaak, 4. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg, 3. oorzaak, 4. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak, 3. gevolg, 4. oorzaak

Slide 43 - Quiz

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 44 - Quiz

In de poster is een mening te herkennen over het Verdrag van Versailles.
 Welke mening wordt bedoeld? Verklaar je antwoord met behulp van de
bron.
Doe het zo:
De mening is: …
De mening is te herkennen aan: …

Slide 45 - Open question

Geef een argument van een tegenstander van de appeasementpolitiek

Slide 46 - Open question

Geef een argument van een voorstander van de appeasementpolitiek.

Slide 47 - Open question

Noem de aanleiding die ervoor zorgde dat Nederland in 1940 capituleerde.

Slide 48 - Open question

Sleep de namen van de leiders en de vlaggen van landen waar ze vandaan komen naar de juiste persoon in de foto.
Churchill
Stalin
Roosevelt

Slide 49 - Drag question

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 50 - Drag question

Boven de tijdbalk staan verschillende data uit het jaar 1940. 
➤Sleep bij de volgende gebeurtenissen naar de juiste dag.






Nederland geeft zich over.
Rotterdam wordt gebombardeerd.
Duitsland valt Nederland aan.

Slide 51 - Drag question


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk –> Polen –> Sovjetunie
B
Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Sovjetunie –> Frankrijk

Slide 52 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 53 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 54 - Quiz


➤Op de afbeelding wordt met pictogrammen een gebeurtenis 
uit de Tweede Wereldoorlog uitgebeeld.

Welke historische gebeurtenis zie je hier?

Slide 55 - Open question