Taal en spelling, december 2023

Taal en spelling, december 2023
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal en spelling, december 2023

Slide 1 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 2 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Caroline eet bij ons zuurkool.
A
eet
B
Caroline
C
zuurkool
D
bij ons

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp van de zin?
Caroline eet bij ons zuurkool.
A
eet
B
Caroline
C
zuurkool
D
bij ons

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp van de zin?
Caroline eet bij ons zuurkool.
A
eet
B
Caroline
C
zuurkool
D
bij ons

Slide 5 - Quiz

Wat is/zijn het zelfstandig naamwoord in de zin. Er kunnen meer antwoorden zijn.
Caroline eet bij ons zuurkool.
A
Caroline
B
eet
C
zuurkool
D
bij ons

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Anna doet een dikke winterjas aan.
A
Anna
B
dikke
C
winterjas
D
doet

Slide 7 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin?
Anna doet een dikke winterjas aan, want het is erg koud vandaag.
A
dikke
B
koud
C
want
D
vandaag

Slide 8 - Quiz

Wat is het vraagwoord in de zin?
Hoeveel kerstkoekjes eet jij dit jaar?
A
Hoeveel
B
kerstkoekjes
C
jaar
D
eet

Slide 9 - Quiz

Staat deze zin in de 1e, 2e of 3e persoon?
Zij blies in haar eentje 10 ballonnen op.
A
1e persoon
B
2e persoon
C
3e persoon

Slide 10 - Quiz

Staat deze zin in de 1e, 2e of 3e persoon?
Ik wil graag naar Spanje op vakantie.
A
1e persoon
B
2e persoon
C
3e persoon

Slide 11 - Quiz

Staat deze zin in de 1e, 2e of 3e persoon?
Wij vieren vanavond ons kerstfeest.
A
1e persoon
B
2e persoon
C
3e persoon

Slide 12 - Quiz

Wat is de bepaling?
Gisteren hebben de leerlingen een gedicht geschreven.
A
de leerlingen
B
hebben geschreven
C
een gedicht
D
gisteren

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Gisteren hebben de leerlingen een gedicht geschreven.
A
de leerlingen
B
hebben geschreven
C
een gedicht
D
gisteren

Slide 14 - Quiz

Wat is het gezegde van de zin?
Gisteren hebben de leerlingen een gedicht geschreven.
A
de leerlingen
B
hebben geschreven
C
een gedicht
D
gisteren

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp van de zin?
De meester heeft een lastige vraag gesteld.
A
de meester
B
heeft gesteld
C
een lastige vraag

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?
De meester heeft een lastige vraag gesteld.
A
de meester
B
heeft gestedl
C
een lastige vraag

Slide 17 - Quiz