Woordsoortbenoeming vmbo-leerlingen

Woordsoorten
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Uitleg
A. Straks zie je drie zinnen. 

Wat zijn  werkwoorden in de zin? 


Let op! Als er meerdere werkwoorden in een zin staan, schrijf ze dan onder elkaar.

Slide 2 - Slide

1. Op de methodesite kun je veel extra opdrachten vinden.

Slide 3 - Open question

2. Vanavond heeft Patrick het eten gekookt.

Slide 4 - Open question

3. De paarden hinniken vanwege het hoge geluid.

Slide 5 - Open question

Uitleg
B. Beantwoord de vragen over lidwoorden.

Moet je meerdere woorden noemen? Schrijf ze onder elkaar.

Slide 6 - Slide

Welke lidwoorden zijn er?

Slide 7 - Open question

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET regent heel hard!
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 8 - Quiz

Is HET een lidwoord in de volgende zin?


HET speeltoestel wordt helemaal nat.
A
lidwoord
B
geen lidwoord

Slide 9 - Quiz

Uitleg
C. Je ziet straks 3 rijen met woorden. 
Noteer uit de rij het zelfstandige naamwoord. 

Zet het juiste lidwoord ervoor en bedenk er een bijvoeglijk naamwoord bij, als dit kan.

Slide 10 - Slide

regenen - grasmaaier - sneeuwt

Slide 11 - Open question

laten - Emmen - begrijp

Slide 12 - Open question

harken - blijft - piraat

Slide 13 - Open question

Uitleg
D. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle zelfstandige naamwoorden die erin staan. 
Schrijf ze onder elkaar.

Slide 14 - Slide

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 15 - Open question

Uitleg
E. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden die erin staan. 
Schrijf ze onder elkaar.

Slide 16 - Slide

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 17 - Open question

Uitleg
F. Je leest straks een verhaaltje.

Noteer alle voorzetsels die erin staan.
Schrijf ze onder elkaar.

Slide 18 - Slide

Hij droeg een grijze overall, die onder de vlekken zat.
Uit zijn zakken stak gereedschap en tegen zijn oor hield hij een mobiele telefoon gedrukt.

Slide 19 - Open question

Uitleg
G. Je ziet straks 2 sleepvragen.

1. Sleep de woordsoorten naar het juiste woord.
2. Sleep het woord naar de juiste woordsoort.


Slide 20 - Slide

De
velden.
grote
valt
op
sneeuw
lw
zelfst. nw.
Bijv.nw
ww
voor-zetsel
zelfstn. nw

Slide 21 - Drag question

De
ijspegel
lange
hangt
eraan.
lw
zelfst. nw.
Bijvoegl. nw.
ww
voor-zetsel

Slide 22 - Drag question