6.4 + 6.6 H1A

6.4 en 6.6 H1A
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

6.4 en 6.6 H1A

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Het 'biologische momentje' van de dag...
- Uitleg 6.4 + 6.6
- practicum 

Oefentoets: online
Vragenuurtje toetsweek



Slide 2 - Slide

Het 'biologische momentje' van de dag...
Ik ben gek op schelpen zoeken. Wel vind ik veel schelpen met perfecte ronde gaatjes. Wie of wat maakt deze (kogel)gaatjes op kabouterschaal?

Venusschelpen leven onder het kustzand van de zeebodem. Ze filteren voedsel uit zeewater. Dankzij hun dikke schelp kunnen ze soms het spijsverteringskanaal van een zee-eend ongedeerd passeren. Ze zullen dat avontuur in de eend wel met hermetisch dichtgehouden schelpen doorstaan.

Tepelhoorns
Hoe dik en stevig en potdicht hun schelpen ook zijn, tepelhoorns hebben daar een list op bedacht. Zij boren een gaatje in de schelp.
Tepelhoorns zijn zeeslakken die ongeveer even groot zijn als tuinslakken. Ze hebben een bolrond slakkenhuis en een raspende boortong. Daarmee kunnen de slakken met jobsgeduld urenlang raspen, ondertussen zuur speeksel kwijlend, dat de kalk van het te boren schelpje zacht maakt. Als een tepelhoorn door de schelp van zijn prooi heen is, slobbert hij het weekdier uit zijn schelp. Hij trekt de schelp niet open, hij zuigt het dier door het gat binnen.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

6.4 Een kringloop
  • Voedselkringloop: blz. 179 bron 6 KK!
      - producenten - consumenten - reducenten (bacteriën en schimmels).
      (maken voedingsstoffen (mineralen) voor producten, net als mest)
  • Mest: kunstmest en dierlijke mest.    

  • Afval in de natuur: dode materialen (bladeren/poep/dode organismen) etc. = natuurlijk afval.
  • Bodem bestaat uit verschillende lagen = bodemprofiel
     - strooisel laag (natuurlijk afval + bodemdieren)
     - humuslaag (kleiner gemaakt natuurlijk afval, verrijking van de bodem)
     - grondlaag (zand/klei/leem/veen etc.)

Slide 5 - Slide

Voedselkringloop

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

6.6 Langs de kust
  • Eb en vloed: getij (2x per dag komt water omhoog). Aantrekkingskracht v/d maan. 
    - hoogwater (hoogste stand water)
    - laagwater (laagste stand water)
    - stijgende water = vloed, terugtrekkende water is eb.

  • Getijdengebied (bijv. het wad):
     - extreme omstandigheden (abiotische factoren) 
        Veel wind, zon, neerslag, zout,
     - geen beschutting voor dieren.

  • Veel planten en dieren passen zich aan. Zie volgende dia.

Slide 8 - Slide

Extremen overleven!
  • Dieren + planten passen zich aan:
        - leven in de bodem (zoals schelpdieren),
           vogels scheiden zout uit dmv klieren
        - kunnen zout opslaan in oude delen (zoals zeekraal) of
           uitscheiden dmv klieren.

  • Voedselketens en piramides van de zee.
      - producent = fytoplankton (microscopisch  plantjes)
      - consumenten = zoöplankton (microscopische  diertjes)
      - consumenten hogere ordes
         (schelpdieren/visjes/vogels etc.)
      - Top predator aan einde voedselketen.

Slide 9 - Slide

Hoe ontstaan de duinen?
  1. Stuifzand door de wind
  2. Zand blijft liggen (achter schelpen of hout)
  3. Hoopje ontstaat - plek voor zaden om te kiemen.
  4. Biestarwegras groeit = pioniersplant = eerste plantensoort die groeit. 
  5. wortels houden zand bij elkaar - duintje ontstaat.
  6. Zandduintje gaat zoet water vasthouden  - helmgras gaat groeien
  7. Duinen worden minder zout - duindoornstruiken gaan groeien.
  8. Door natuurlijk afval komt er humus in de bodem. Bos ontstaat.
  9. Climaxstadium = eindstadium bereikt, er zal weinig meer veranderen.
  10. Ontwikkeling van pioniersplanten tot climaxstadium noem je successie. 

Slide 10 - Slide

Klaar met de les!
- Practicum!
Inktvis ontleden

Nog vragen?
Voorbereiding toetsweek?
Vragenuurtje toetsweek

Slide 11 - Slide