Les verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Verwijswoorden

Verwijswoorden

Bekijk de afbeelding in je boek (startopdracht).
De jongen en het meisje begrijpen elkaar verkeerd. Het meisje denkt dat:

Uitleg over verwijswoorden

We gaan even oefenen met het gebruiken van verwijswoorden

Welk verwijswoord moet er op plek (1) staan ?
De zangeres wilde het lied graag zingen.
.....(1)...... wilde ....(2).... graag zingen.

1. Ze
2. Hij
3. Hem
4. Het

Welk verwijswoord moet er op plek (2) staan ?
De zangeres wilde het lied graag zingen.
.....(1)...... wilde ....(2).... graag zingen.

1. Ze
2. Hem
3. Het
4. Haar

Welk verwijswoord moet er op plek (1) staan?
Mijn broers hebben het geld vandaag ontvangen.
....(1)..... hebben ....(2).... vandaag ontvangen.

1. Ze
2. Hem
3. Het
4. Hij

Welk verwijswoord moet er op plek (2) staan?
Mijn broers hebben het geld vandaag ontvangen.
....(1)..... hebben ....(2).... vandaag ontvangen.

1. Ze
2. Hem
3. Het
4. Haar

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Zie je ........ vogelhuisje daar achter in de tuin?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Heeft u ....... schoenen hier ook in het zwart?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Maak opdracht 4 in je boek

Opdracht 4 bespreken

Afmaken opdracht 1 t/m 5