10.4 De hersenen

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op paragraaf: 10.3 blz. 123 (huiswerkcontrole) 
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek en etui
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op 
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verwachtingen vandaag!
  • Mijn boek ligt open op paragraaf: 10.3 blz. 123 (huiswerkcontrole) 
  • Ik heb alleen de benodigde spullen op tafel: Boek en etui
  • Als ik wat wil zeggen steek ik mijn hand op 
  • Als de docent praat ben ik stil
  • Ik respecteer een ander en zijn eigendommen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen herhalen
  • Je kunt de delen van het ruggenmerg noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 2 - Slide

10.4 De hersenen
Thema 10 regeling

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 10.4
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 4 - Slide

Hersenstam
De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg. De hersenstam geleidt impulsen:
  • Van het ruggenmerg naar de grote en de kleine hersenen en andersom.
  •  Die afkomstig zijn van zintuigen in hoofd en hals naar de grote en de kleine hersenen.
  • Die afkomstig zijn van de grote en de kleine hersenen naar de spieren en klieren in hoofd en hals
Naast het geleiden van impulsen stuurt de hersenstam ook belangrijke levensfuncties aan, zoals hartslag, ademhaling bloedruk en temperatuur.

Slide 5 - Slide

Hersenen
  • De grote en kleine hersenen bestaan elk uit twee helften: een linkerhelft en een rechterhelft.
  • In de hersenschors van de hersenen ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van de schakelcellen van de hersenen.
  • In het binnenste gedeelte ligt de witte stof. Hierin liggen de uitlopers van schakelcellen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De grote hersenen
  • In de grote hersenen komen heel veel impulsen aan die afkomstig zijn van zintuigen.
  • Als deze in de grote hersenen zijn verwerkt, word je je bewust van een prikkel.
  • In de hersencentra komt de impuls op de juiste plek aan.
  • Er is een gevoelscentra deze ontvangt informatie van zintuigen.
  • En de bewegingscentra stuurt spieren en klieren aan. 
  • Wanneer impulsen in de gevoelscentra zijn verwerkt, vindt er bewustwording plaats.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De kleine hersenen
  • Vaak voer je veel bewegingen tegelijkertijd uit.
  • De kleine hersenen zorgen ervoor dat alle bewegingen van je lichaam op elkaar zijn afgestemd.
  • Dit wordt coördinatie genoemd.
  • Hierdoor kun je bijvoorbeeld een bal vangen of je evenwicht bewaren.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Beïnvloeding van het zenuwstelsel
  • Er zijn veel stoffen die de werking van het zenuwstelsel beïnvloeden.
  • Zoals: medicijnen, tabak, drugs en alcohol.
  • Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren. Dit heeft invloed op de manier waarop je hersenen informatie verwerken.
  • Sommige medicijnen zijn bedoeld om het zenuwstelsel te remmen. 
  • Je hersenen verwerken prikkels uit de omgeving minder goed en je reageert minder snel.
  • Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af. 

Slide 12 - Slide

Drugs
Drugs zijn stoffen die de werking van het centrale zenuwstelsel beïnvloeden. Ze hebben effect op je gevoelens, bewustzijn en zintuigen. Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:
  • Verdovende middelen (downers)
  • Stimulerende middelen (uppers)
  • Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
Sommige middelen hebben meerdere effecten.

Slide 13 - Slide

Verdovende middelen
  • Verdovende middelen (downers) geven je een ontspannen gevoel.
  • Ze maken je rustig en blij.
  • Je hartslag en ademhaling worden langzamer.
  • Je spieren ontspannen en impulsen vanaf je zintuigen worden minder goed verwerkt.
  • Ook je reactievermogen neemt af.
  • Voorbeelden van verdovende middelen zijn alcohol en heroïne.

Slide 14 - Slide

Stimulerende middelen
  • Stimulerende middelen (uppers) geven je het gevoel dat je meer energie en zelfvertrouwen hebt.
  • Je hart gaat sneller kloppen.
  • Je haalt sneller adem
  • Je spieren spannen zich aan.
  • Voorbeelden van stimulerende middelen zijn energiedrankjes, tabak en xtc.

Slide 15 - Slide

Bewustzijnsveranderende middelen
  • Bewustzijnsveranderende middelen (trippers) zorgen ervoor dat je waarnemingen door de hersenen worden verstoord en dat je stemming verandert.
  • Je ziet dingen die er niet zijn.
  • Je hartslag versnelt een beetje en je bloedruk gaat omhoog.
  • Voorbeelden van bewustzijnsveranderde middelen zijn cannabis en paddo's.

Slide 16 - Slide

Risico's
  • Het gebruik van alcohol, tabak en drugs hebben risico's, helemaal voor jongeren, omdat de hersenen nog groeien en in ontwikkeling zijn.
  • Er is ook risico op verslaving
  • Bij gebruik wordt er dopamine aangemaakt, dit stofje geeft je een goed gevoel. Je hebt alleen steeds meer nodig om dit gevoel te krijgen. Dit noem je tolerantie.
  • Door een verslaving kan je zowel lichamelijk- als geestelijk afhankelijk zijn. 

Slide 17 - Slide

Strafbaar?
  • Het gebruik van alcohol en tabak is in Nederland legaal vanaf 18 jaar.
  • Het gebruik van de meeste drugs is illegaal. 
  • Het gebruik van cannabis wordt in Nederland gedoogd. Dat betekent dat je niet wordt gestraft als je onder bepaalde voorwaarden toch cannabis gebruikt of verkoopt.
  • Veel drugs worden illegaal gekocht. Dat betekent dat je niet zeker weet wat er precies in de drug zit. Dat is een risico.
  • In Nederland zijn er verschillende organisaties die drugs voor gebruikers testen. 

Slide 18 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 10.4: 1, 2, 3, 5, 6 en 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 10.4
Veel goed? -> Maken 8+ online extra 

 

timer
25:00

Slide 19 - Slide

Leerdoelen herhalen
  • Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
  • Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico's van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 20 - Slide