netto-baten van het beste, niet gekozen alternatief
B
rentekosten
C
gemiste opbrengsten die je hebt omdat je een andere keuze maakt
D
Goederen die vast verbonden zijn met de aarde, zoals grond, huizen, gebouwen.
Slide 9 - Quiz
Opofferingskosten van vrije tijd bij een loonstijging
A
blijft gelijk
B
neemt toe
C
neemt af
Slide 10 - Quiz
Jan twijfelt of hij gaat skiën of een nieuwe auto gaat kopen. Hij kiest de auto. Wat zijn de opofferingskosten?
A
de kosten van de auto
B
de kosten van het skiën
C
Het plezier van het skiën
D
Het gemak van de auto
Slide 11 - Quiz
Merel gaat een dag naar het strand en heeft daarvoor de volgende budgetvergelijking opgesteld. a = aantal ijsjes en b = aantal blikjes cola 6 = 2a + 1,5b Welke bewering is juist?
A
Merel kan meer ijsjes dan cola kopen
B
Als Merel het hele budget besteed aan ijs dan kan ze 12 ijsjes kopen.
C
Cola is goedkoper dan ijs.
D
Geen van bovenstaande beweringen is juist.
Slide 12 - Quiz
Een budgetlijn verschuift zoals hiernaast. Wat is gebeurd?
A
Patat (Y) is
duurder geworden
B
Milkshakes (X) zijn
goedkoper geworden
C
Je budget is gestegen
D
Je budget is gedaald
Slide 13 - Quiz
Een budgetlijn verschuift zoals hiernaast. Wat is gebeurd?
A
Patat (Y) is
duurder geworden
B
Milkshakes (X) zijn
duurder geworden
C
Je budget is gestegen
D
Je budget is gedaald
Slide 14 - Quiz
De budgetlijn verandert en wordt budgetlijn B. Wat is hiervoor een mogelijke oorzaak of zijn hiervoor mogelijke oorzaken?
A
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gestegen.
B
Het budget is met 20% gedaald.
C
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gedaald
D
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 25% gedaald.
Slide 15 - Quiz
Een bank hoeft geen dekkingspercentage (liquiditeitspercentage) van 100% hebben
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Bereken het liquiditeitspercentage van deze geldscheppende bank.
activa
passiva
liquide middelen
850
Rekening courant tegoed
5.600
debiteuren
1.450
A
6,6%
B
15,2%
C
25,9%
D
41,1%
Slide 17 - Quiz
Het minimale liquiditeitspercentage is 7%.
I: Er kan 6.543 extra giraal krediet worden verleend
II: Er kan 458 extra chartaal krediet worden verleend
activa
passiva
liquide middelen
850
RC-tegoed
5.600
debiteuren
1.450
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist
Slide 18 - Quiz
Juist of onjuist Het depositogarantiestelsel is opgericht om ervoor te zorgen dat de bevolking het vertrouwen in de banken behoudt, wat weer een eventuele bankrun tegenhoudt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
Luna heeft een comparatief voordeel in koken
Yara
Luna
Koken
2 uur
3 uur
Afwassen
4 uur
7 uur
Totaal
6 uur
10 uur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Yara heeft een absoluut voordeel in afwassen
Yara
Luna
Koken
2 uur
3 uur
Afwassen
4 uur
7 uur
Totaal
6 uur
10 uur
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Ter afsluiting maken we opdracht 2.31 uit de lesbrief.