11.3 - Écouter et négation

Bonjour!
Aujourd'hui:
Aller herhalen
Écouter
La négation
1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour!
Aujourd'hui:
Aller herhalen
Écouter
La négation

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Aller
Gaan 
Je 
Ik ga
Tu 
Jij gaat
Il / elle  
Hij / zij ga
on 
wij gaan
nous 
wij gaan
vous 
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles 
zij gaan
Verbe "Aller" - Apprendre 3, p.142
vas
va
vont
allons
vais
allont
allez
va

Slide 3 - Drag question

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.
A
vas
B
allons
C
va
D
allez

Slide 4 - Quiz

Zet in de goede vorm:
Mon père (aller) à Paris.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 5 - Quiz

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.
A
vais
B
vas
C
va
D
allons

Slide 6 - Quiz

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 7 - Drag question

Welk werkwoord past in de zin?
Je ... à l'école.
A
vas
B
vont
C
vais
D
va

Slide 8 - Quiz

Emilie et Cecile ....
au restaurant
A
vais
B
vont
C
va
D
allons

Slide 9 - Quiz

Traduis:
Nous allons au cinéma
A
Wij gaan naar de bioscoop
B
Jullie gaan naar de bioscoop
C
Wij gaan naar de winkel
D
Jullie gaan naar de winkel

Slide 10 - Quiz

Traduis:
Tournez à gauche
A
Ga naar rechts
B
Ga naar links

Slide 11 - Quiz

Traduis:
Tournez à droite
A
Ga naar rechts
B
Ga naar links

Slide 12 - Quiz

Traduis:
Le carrefour
A
Het kruispunt
B
De bakker
C
De supermarkt
D
De bioscoop

Slide 13 - Quiz

Franse supermarkten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Correction
Exercices 10, 11 et 12, page 127.



Fini? Prends ton cahier et ton stylo.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

La négation

Slide 18 - Slide

De ontkenning 

Regarde exercice 13, page 122:





Wat heb je voor antwoord gegeven bij vraag 6?


Slide 19 - Slide

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

stappenplan

1. Zoek de persoonsvorm

2. Zet ne of n' ervoor en pas erachter.



Slide 22 - Slide

Let op klinkerbotsing!!


j'ai seize ans
je n'ai pas seize ans

Slide 23 - Slide

Wat is de ontkennende zin van
je regarde la télé?
A
Je regarde ne la télé pas
B
Je ne regarde pas la télé
C
Ne je pas regarde la télé
D
je ne regarde la télé pas

Slide 24 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France
A
Vous ne êtes pas en France
B
Vous êtes en ne France pas
C
Vous n'êtes pas en France
D
Vous n'êtes en France pas

Slide 25 - Quiz

La négation - de ontkenning 
De ontkenningen:
niet, geen       = ne ...... pas
niet meer       = ne ...... plus
nooit                = ne ...... jamais
niets                 = ne .... rien
nog niet          = ne ...... pas encore
        


Slide 26 - Slide

Nooit

Niets

Nog niet

Niet meer

Niet/geen
ne...pas
Ne...jamais
Ne....plus
Ne...pas encore
Ne....rien

Slide 27 - Drag question

Elle a une glace au chocolat?
A
Non, elle n'a pas de glace
B
Non, elle a une ne glace pas

Slide 28 - Quiz

Vous avez beaucoup de devoirs?
A
Nous avons ne beaucoup pas de devoirs
B
Vous n'avez pas de devoirs
C
Vous avez beaucoup de ne devoirs pas
D
Nous n 'avons pas beaucoup de devoirs

Slide 29 - Quiz

Tu aimes le foot?
A
Non, j'aime pas le foot
B
Non, je n'aime pas de foot
C
Non, je ne aime pas le foot
D
Non, je n'aime pas le foot

Slide 30 - Quiz

maak de zin ontkennend:
Le prof est sympa.
A
Le ne prof est pas sympa
B
Le prof ne pas sympa
C
Le prof est pas sympa
D
Le prof n'est pas sympa

Slide 31 - Quiz

Tu comprends la négation?
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 32 - Quiz

Au travail
Fais exercices 16A, 16B et 16C, pages 123 et 124 (Livre)
grammaire II (online)



Fini? Apprendre 1, 2, 3, 4, 5 sur Quizlet

Slide 33 - Slide

Au revoir!

Slide 34 - Slide