Week van 16-9

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Week van 16-9

Persoonlijk voornaamwoord

Wat zijn persoonlijk voornaamwoorden?

Nederlandse persoonlijk voornaamwoorden?

Franse persoonlijke voornaamwoorden.

Avoir oefenen.

Persoonlijk voornaamwoord (p. 48)

Persoonlijk voornaamwoorden in het Frans

Persoonlijk voornaamwoord

ik	je / j'
jij	tu
hij	il
zij	elle
men/we (spreektaal)	on
wij	nous
u jullie	vous
zij	ils (mannelijk) elles (vrouwelijk)

Wat betekent het persoonlijk voornaamwoord: Nous

1. Wij
2. Jullie
3. U
4. Hij

Welk persoonlijk voornaamwoord?
........ ai un chat.

1. J'
2. Tu
3. On
4. Nous

wat is het persoonlijk voornaamwoord van Zij (meervoud)

1. elles
2. eux
3. elle

Welk woord is geen persoonlijk voornaamwoord

1. Nous
2. Vous
3. Oui
4. Ils

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?

1. Il
2. Je
3. Elle
4. Elles

Welk persoonlijk voornaamwoord gebruiken we hier?

1. Elles
2. Ils
3. Elle
4. Vous

Door welk persoonlijk voornaamwoord vervang je het mv "u" ?

1. vous
2. votre
3. vos
4. nous

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: u

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: zij (meervoud)

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: jullie

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: ik

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: wij (niet on)

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: jij

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: hij

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: zij (enkelvoud)

Wat is het franse persoonlijke voornaamwoord voor: men

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. avons
4. a

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vul de juiste vorm van avoir in:
On ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. avons
4. a

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)

1. ont
2. avons
3. avez
4. a

Vul de juiste vorm van avoir in:
Tu ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir in:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Tu ________ (avoir)

1. avez
2. as
3. ont
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

avoir =

1. zijn
2. hebben
3. gaan
4. doen

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons