Markt & Overheid hoofdstuk 2

Markt & Overheid H2
Van volledige mededinging naar monopolie
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Markt & Overheid H2
Van volledige mededinging naar monopolie

Slide 1 - Slide

Opbrengst, kosten en winst

p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet
  • TO = p x q
TCK = Totale Constante Kosten 
             (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten
             (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten
  • TK  = TCK + TVK
TW   = Totale Winst
  • TO - TK
Gemiddeld en marginaal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten
  • GCK = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten
  • GVK = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten
  • GTK = TK / afzet (q)
  • GTK = GCK + GVK
GO  = Gemiddelde Opbrengst
  • GO = TO / afzet (q)
MO = Marginale Opbrengst
MK  = Marginale Kosten
MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 2 - Slide

Programma
Vragen hoofdstuk 1?
Hoofdstuk 2

Slide 3 - Slide

Hoofdstukdoelen
• de kenmerken van de marktvorm monopolie beschrijven.
• het gedrag van de monopolist beschrijven.
• in een grafiek of tabel met de totale kosten en totale opbrengsten van een monopolist bepalen welke prijs en afzet de monopolist zal kiezen gegeven zijn doelstelling (maximale winst, maximale omzet, break-even).
• in een grafiek of tabel met de marginale en gemiddelde kosten en marginale en gemiddelde opbrengsten van een monopolist bepalen welke prijs en afzet de monopolist zal kiezen gegeven zijn doelstelling (maximale winst, maximale omzet, break-even).


Slide 4 - Slide

Hoofdstukdoelen
• verklaren op welke wijze een monopolist streeft naar maximale winst.
• uitleggen wanneer, waarom en op welke wijze het voor producenten voordelig is prijs¬discriminatie toe te passen.
• uitleggen hoe een monopolist prijsdiscriminatie kan inzetten om zijn doelstelling te bereiken.
• uitleggen hoe een monopolist met prijsdiscriminatie een deel van het totale consumentensurplus kan afromen.



Slide 5 - Slide

Monopolie
  • 1 aanbieder, veel vragers
  • homogeen product
  • hoge toetredingsdrempels
  • prijszetter
  • natuurlijk of wettelijk monopolie

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

GO is dus dalend en daardoor is MO niet gelijk aan GO

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Verschillende doelstellingen
  • Maximale omzet om meer klanten te trekken (MO=0)
  • Kostendekking, waarbij TO=TK of GO=GTK (break-even-punt)
  • Maximale totale winst (MO=MK)

Bij de doelstelling van maximale winst kan de winst zo hoog zijn dat potentiële concurrenten ook besluiten te gaan aanbieden.

Slide 11 - Slide

Maximale omzet
Als MO groter is dan 0 zal de omzet blijven stijgen.

Als MO kleiner is dan 0 zal de omzet gaan dalen.

Want: MO (marginale opbrengst) is de extra opdracht als er 1 product meer verkocht wordt.


Slide 12 - Slide

MO=0

Slide 13 - Slide

Kostendekking
Een zo groot mogelijke afzet zonder verlies te maken.

TO = TK, oftewel TW = 0

OF

GO = GTK

Slide 14 - Slide

TO = TK, 2 voorbeelden

Slide 15 - Slide

Maximale totale winst (2)
Als MO > MK, neemt de TO meer toe dan de TK, dus stijgt TW.
Als MO < MK, neemt de TK  meer toe dan de TO, dus daalt TW.
De totale winst (TW) is dus maximaal als MO = MK.
TW = TO - TK.
Of TW = (GO - GTK) x q

Slide 16 - Slide

Maximale Winst (3)

Slide 17 - Slide

Consumenten en producenten surplus

Slide 18 - Slide

wat is prijsdiscriminatie?
  • Hetzelfde product aanbieden tegen verschillende prijzen

Hoe?
  • Aan verschillende klantgroepen



  • Welke aanbieder kan prijsdiscriminatie doen? prijsnemer of prijszetter?

Slide 19 - Slide

Maken
1.6, 1.11, 1.15, 1.34
2.5, 2.10, 2.12, 2.18

Slide 20 - Slide

Welk van de volgende producten is een homogeen goed?
A
TV
B
Aardappel
C
Mobiel
D
Melk

Slide 21 - Quiz

Wat kan een oorzaak zijn van verschuiving van de vraaglijn?
A
De prijs van het product zelf is gestegen
B
Het inkomen van de consument is gestegen.
C
Een concurrerend product is goedkoper geworden.
D
De kosten van de producent zijn gedaald.

Slide 22 - Quiz

Proportioneel variabele kosten:
A
kosten die evenredig met de omzet stijgen of dalen
B
kosten die meer dan evenredig toenemen als de omzet stijgt
C
kosten die minder dan evenredig toenemen bij een stijgende omzet

Slide 23 - Quiz

De marginale opbrengsten zijn:
A
De totale opbrengsten
B
De prijs - variabele kosten per stuk
C
De extra opbrengsten als ik 100 producten extra maak
D
De extra opbrengsten als ik 1 product extra maak

Slide 24 - Quiz

MK = GVK

A
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de energie kosten
B
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de constante kosten
C
Elk product dat extra gemaakt wordt kost geen 1x extra de constante kosten
D
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de variabele kosten

Slide 25 - Quiz

Break-even
A
GO - GTK
B
GVK + GCK
C
P = GO = MO
D
GO = GK

Slide 26 - Quiz

Dit is GEEN kenmerk van de volkomen concurrentie:
A
veel aanbieders
B
transparante markt
C
moeilijke toetreding
D
vraag en aanbod bepalen de prijs

Slide 27 - Quiz

Op de lange termijn is de winst bij volledige mededinging
A
positief
B
0
C
negatief

Slide 28 - Quiz

Prijsdiscriminatie kan alleen als…
A
de producent verschillende producten/diensten aanbiedt
B
er verschillende afnemersgroepen zijn, die gescheiden kunnen worden
C
er verschillende afnemersgroepen zijn, die een verschillende betalingsbereidheid hebben
D
iedere afnemer een andere betalingsbereidheid heeft

Slide 29 - Quiz

Wat is een monopolie?
A
Als één bedrijf in een bepaald product handelt
B
Als een bedrijf één eigenaar heeft
C
Als een bedrijf ook forten mag bouwen
D
Als een bedrijf aandelen verhandelt

Slide 30 - Quiz

MO = 0
A
vertelt ons de productie-omvang waarbij er geen winst en geen verlies gemaakt wordt
B
vertelt ons bij welke productie-omvang de producent maximale omzet haalt.
C
vertelt ons bij welke productie-omvang het bedrijf maximale winst haalt.

Slide 31 - Quiz

Maximale winst
A
MO = MK
B
TO = TK
C
MO = 0

Slide 32 - Quiz

Welke kleur heeft consumenten surplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 33 - Quiz

De totale kosten functie ziet er als volgt uit: TK = GTK + TCK

A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

De marginale opbrengsten zijn:
A
De totale opbrengsten
B
De prijs - variabele kosten per stuk
C
De extra opbrengsten als ik 100 producten extra maak
D
De extra opbrengsten als ik 1 product extra maak

Slide 35 - Quiz

Syllabus
https://eduregiocollege.sharepoint.com/:x:/r/sites/Havo/Shared%20Documents/General/domeinenhavo.xlsm?d=w9fc7f9ce8bf74ac0b3c30ebe0d0c6e7c&csf=1&web=1&e=aeTOEg

Slide 36 - Slide