Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?

Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Waar moet je op letten voor en tijdens het maken van een toets?

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
1.  Welke dingen belangrijk zijn tijdens en voor het maken van een toets.
2. Dat je toetsvragen goed moet lezen zodat je precies weet wat er gevraagd
     wordt.
3. Wat er gebeurt tijdens een black-out.
4. Wat je kunt doen als je een black-out hebt.
5. Hoe je een black-out kunt voorkomen.


Slide 2 - Slide

Rust, reinheid en regelmaat...
  • Je hersenen gebruiken 30% van alle energie in je lichaam.
  • Zorg er dus voor dat je voor een toets voldoende gegeten en gedronken
      hebt.
  • Zorg ook dat je voldoende uitgerust bent en dus op tijd naar bed bent
     gegaan de avond ervoor. 
  • Haal afleiding van de tafel. Leg alleen het materiaal klaar wat je moet
     gebruiken tijdens de toets. 

Slide 3 - Slide

Wat doe jij als je het antwoord op een vraag niet weet?

Slide 4 - Mind map

Sla de vraag even over!
Als je de vraag waarop je het antwoord niet weet, kun je die vraag het beste even overslaan. 
!!!Zet een tekentje voor de vraag, bijv. een kruisje of een uitroepteken!!!

Je hersenen gaan onbewust met die vraag aan de slag. De kans is groot dat je een poosje later het antwoord wel weer weet.

De kans is ook groot dat ergens anders in de toets misschien hetzelfde onderwerp wel weer terug komt in een vraag waardoor je opeens het antwoord wel weet. 

Slide 5 - Slide

Wat heb jij liever: open vragen of meerkeuzevragen?

Slide 6 - Mind map

Tips voor meerkeuzevragen:
De vragen zijn zo gesteld dat je vaak gaat twijfelen. Dus:
  1. Beantwoord eerst de vraag zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken.
  2. Streep de onzin-antwoorden door.
  3. Blijf bij je eerste keus, dat is meestal de beste keus!

Slide 7 - Slide

Tip voor het beantwoorden van een open vraag
Gesloten vragen zijn vragen waar je 'ja' of 'nee' op kan beantwoorden (bijv. goed/fout vragen).

Open vragen zijn vragen waarin jij een volledig antwoord moet geven. Je moet bijvoorbeeld een begrip invullen of onderdelen van een plaatje benoemen. 
Open vragen kunnen kort zijn, maar kunnen ook vragen zijn waarbij je uitleg moet geven. 

TIPS:
  • Herhaal de vraag in je antwoord. De kans dat je dan meer punten krijgt is groter. 
  • Voorbeeld: Wat is een organisme?
  • Een organisme is een levend wezen.

Slide 8 - Slide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
- Een verschil aangeven (1)
Vraag: Wat is het verschil tussen een ladder en een trap
Er worden twee zaken genoemd in de vraag dus er moeten ook twee zaken genoemd worden in je antwoord. In dit geval moet je zowel iets vertellen over een ladder en over een trap omdat je een verschil moet aangeven. 

Antwoord:
Een ladder heeft sporten en een trap heeft treden.

TIP: Op de toets/opgaven mag je best schrijven/onderstrepen/markeren als dat voor jou de vraag duidelijker maakt!

Slide 9 - Slide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
- Benoem de verschillen (2)
Vraag: Benoem de verschillen tussen een boom en een struik. 
Het gaat over "verschillen", = meervoud. Je zult dus minimaal twee zaken moeten noemen!
Antwoord: een boom is een houtige plant met een stam en kroon en een hoogte van meer dan 7 meter. Een struik vertakt al aan de grond, zonder duidelijke stam en is lager dan 7 meter.

TIP:
Kijk goed in de vraag wat je moet doen, staat er enkevoud of meervoud?
Tel goed in je antwoord of je een of meerdere verschillend hebt genoteerd. 
Laat beide zaken weer terugkomen (in dit geval de boom en de struik)

Slide 10 - Slide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
- Uitleg vraag...
Vraag: Leg uit hoe het komt dat er in het voorjaar weer blaadjes aan de bomen komen.
Er wordt om een uitleg gevraagd....
Antwoord: In het voorjaar komt de sapstroom op gang waardoor de bomen weer uitlopen.

TIP:
Bij een uitlegvraag moet je in je antwoord een signaalwoord (verbindingswoord) gebruiken. Voorbeelden zijn: waardoor, daardoor, hierdoor, daarom, want, omdat...

Slide 11 - Slide

Wat wordt er gevraagd en wat betekent dat?
- Beargumenteer vraag...
Een vraag met "beargumenteer waarom je dit vindt"  of  "beargumenteer je mening".
In je antwoord moet je dus 1 of meerdere argumenten noemen die je antwoord ondersteunen.

Vraag: Beargumenteer waarom het in de winter verstandig is een jas aan te trekken als je naar buiten gaat.
Antwoord: Als je een jas draagt, ben je beter beschermd tegen de elementen (regen),  (argument) en als je je warm aankleedt helpt het je om je lichaamswarmte vast te houden. (argument).
TIP: 
Kijk altijd goed hoeveel argumenten er van je gevraagd worden. Je kan ook begrippen verwerken in je antwoord. 

Slide 12 - Slide

Heb jij wel eens last van stress tijdens een toets?

Slide 13 - Mind map

Een beetje stress is niet erg. Dat is juist goed. Het zorgt ervoor dat je scherp bent.

Slide 14 - Slide

Heb je wel eens een black-out gehad tijdens het maken van een toets?

Slide 15 - Mind map

Dit gebeurt er als je een black-out hebt:
1.  Je geheugen blokkeert.
2. Je bijnieren maken een hormoon aan: noradrenaline.
3. Dat hormoon komt in je bloedbaan.
4. Dat hormoon zorgt ervoor dat je niet meer bij de stof in je geheugen kunt komen. Je kunt niet meer logisch nadenken.
5. Je weet niets meer, alles wat je geleerd hebt, is weg.
6. Als je het lokaal uitloopt na afloop van de toets, weet je het opeens weer.

Slide 16 - Slide

Wat je moet weten over NORADRENALINE:
1. Noradrenaline wordt afgebroken door zuurstof.
2.Daarom weet je het weer als je het lokaal uitloopt, je ademt beter en dieper doordat je in beweging komt en je krijgt daardoor meer zuurstof.
3.De noradrenaline wordt afgebroken, waardoor je weer logisch kunt nadenken.

Slide 17 - Slide

TIPS! Wat moet je doen als je een black-out hebt?
1. Leg je werk even neer, neem een korte pauze,
2. Doe een ademhalingsoefening. Dat hoeft niemand te merken.
3. Je ademt rustig in door de neus  (4 seconden)
4. Je ademt rustig uit door de mond (6 a 8 seconden)
5. Je herhaalt dit een aantal minuten.
6. Na ongeveer 5 minuten zul je merken dat je black-out weg is.
7. Thuis deze ademhalingsoefening regelmatig oefenen HELPT!.

Slide 18 - Slide

Voorkomen is beter dan genezen. Hoe kun je een black-out voorkomen?
1. Inkoppertje: Bereid je toets goed voor!
Snap je het niet? Zoek hulp (vraag het je docent, KWT, coach)

Slide 19 - Slide

Tip 2:
2. Sporten . Door regelmatig te sporten kun je je beter ontspannen.  

Slide 20 - Slide

Tip 3:
3. Ga voor de toets, als het kan, even buiten een stukje wandelen.

Slide 21 - Slide

Tip 4:
4. Denk aan iets positiefs als je het lokaal ingaat.

Slide 22 - Slide

Tip 5:
5. Nog steeds stress of paniek?
Vertel het iemand; een klasgenoot, of je docent. Dat lucht op.

Slide 23 - Slide

NIET DOEN:
Ga niet gauw nog even alles overkijken. Dat zorgt voor nog meer stress!!!

Slide 24 - Slide

Wat is voor jou de beste tip uit deze les?

Slide 25 - Mind map