NT2 Passief

• frans
• Voortgezet speciaal onderwijs

De PASSIEF

Een zin kan in de Actieve en Passieve vorm staan

A. De jongen gooit de bal.
B. De bal wordt gegooid door de jongen.

1. A=passief B=actief
2. A=actief B=passief

A. Er wordt een bal gegooid.
B. Hij gooit een bal.

1. A=passief B=passief
2. A=actief B=actief
3. A=passief B=actief
4. A=actief B=passief

Object in actieve zin = bepaald

De jongen gooit de bal

Jan doet mijn was

Welke zin heeft nog meer
een bepaald object?
(mogelijk meerdere antwoorden)

1. Men pakt 6 appels
2. Men koopt weinig appels
3. Men eet deze appel
4. Men eet alle appels op

Waarom heb ik als Subject 'MEN' gekozen?

Hoe wordt deze zin passief?
"Jan eet alle appels"

1. Er worden alle appels (op)gegeten door Jan
2. Alle appels zijn (op)gegeten door Jan
3. Alle appels worden (op)gegeten door Jan
4. Er worden appels (op)gegeten door Jan

Dus, bij bepaald object in actieve zin:

object --> subject + wordt/worden + participium

Jan slaat de hond (Jan beats the dog)

DE HOND WORDT GESLAGEN (door Jan) (the dog is beaten)

Object in actieve zin =onbepaald

De cursisten drinken een kop koffie

De docent ziet geen fouten

Welke zin heeft geen onbepaald object?

1. het bedrijf neemt alle vrouwen aan
2. het bedrijf neemt 3 vrouwen aan
3. het bedrijf neemt weinig vrouwen aan
4. het bedrijf neemt een vrouw aan

Hoe wordt deze zin passief:
Het bedrijf neemt geen vrouwen aan.

1. Geen vrouwen worden aangenomen
2. Er worden geen vrouwen aangenomen
3. De vrouwen worden niet aangenomen
4. Er zijn geen vrouwen aangenomen

Dus, bij onbepaald object:

Er + wordt/worden + object + participium

Dit bedrijf neemt geen vrouwen aan.

ER WORDEN GEEN VROUWEN AANGENOMEN (door dit bedrijf)

no women are hired (by this company)

ZONDER OBJECT in actieve zin

De mensen in Nederland werken in de tuin op zondag

Ze dansen op straat

In welke zin staat geen object?

1. Harry kijkt de toets na
2. Ze sms'en de hele dag
3. Op de markt verkopen ze veel fruit
4. Zij verkoopt haar huis

Hoe wordt deze zin passief?
Ze sms'en de hele dag

1. Er wordt de hele dag gesms't
2. De hele dag wordt gesms't
3. Ze sms'en de hele dag
4. Er worden ze de hele dag gesms't

Dus, bij geen object in actieve zin:

Er + wordt + participium

ER WORDT GESMS'T 

Kies de juiste passieve vorm

De buren verkopen hun huis

1. Er wordt hun huis verkocht
2. Hun huis verkopen de buren
3. Hun huis wordt verkocht
4. Er worden de buren verkocht

Op de markt verkopen ze veel fruit

1. Er wordt veel fruit verkocht op de markt
2. Er worden veel fruit verkocht op de markt
3. Veel fruit wordt verkocht op de markt
4. Veel fruit worden verkocht op de markt

De klas stelt 3 vragen

1. 3 vragen worden gesteld
2. er worden 3 vragen gesteld
3. 3 vragen worden de klas gesteld
4. er worden de klas 3 vragen gesteld

Veel mensen wandelen in het park op zondag

1. In het park wordt veel gewandeld op zondag
2. Op zondag wordt er veel gewandeld in het park
3. Er wordt op zondag veel gewandeld in het park
4. Er wordt veel gewandeld in het park op zondag

Passief in Verleden Tijd

Imperfectum: werd + participium

Perfectum: is + participium

Plusquamperfectum: was + participium

Zet in verleden tijd:
De appel wordt gegeten

1. De appel is gegeten
2. De appel werd gegeten
3. De appel was gegeten

presens 

presens : het gebeurt nu, het is nu gaande

De appel wordt gegeten

De hond wordt uitgelaten

Er wordt koffie gedronken

'is being ...ed'

Imperfectum

actie die plaatsvindt in verleden, beschrijving van wat er gebeurde op dat moment

De hond werd geaaid (toen hij lag te slapen)

Er werd koffie gedronken (toen ze pauze hadden)

Hij werd geopereerd (toen ik bij hem op bezoek kwam)

'was being...ed'

Perfectum

Het gaat niet om de actie, maar om het feit van de actie

Hij is geopereerd (en daarom kan hij weer lopen)

De hond is uitgelaten (en daarom ligt hij nu zo lekker te slapen)

Er zijn veel appels verkocht (en daarom is zijn voorraad op)

'has been...ed'

Plusquamperfectum

Er is een actie geweest in verleden en na die actie ....

De hond was al door de buren uitgelaten, toen zijn baasje terugkwam.

Toen de examens waren nagekeken, kregen de studenten het resultaat. 

'after...had been ..ed'

Mijn fiets ...gestolen! Kijk dan! Ik sta er gewoon naar te kijken.

1. wordt
2. werd
3. is
4. was

Gisteren ... mijn fiets gestolen terwijl ik er bij stond!!

1. werd
2. wordt
3. is
4. was

Vorige week ...mijn fiets gestolen, daarom heb ik nu een nieuwe.

1. wordt
2. werd
3. is
4. was

Nadat vorige week mijn fiets ...gestolen, kocht ik een nieuwe.

1. wordt
2. werd
3. is
4. was

Welk woord ontbreekt:
The bill is paid by John.
De rekening ...betaald by John.

1. wordt
2. werd
3. was
4. is

En hier:
The car has been sold.
De auto ...verkocht.

1. wordt
2. werd
3. is
4. was

Back at the days, there was a lot of smoking in restaurants.
Er ...vroeger veel gerookt in restaurants

1. wordt
2. werd
3. is
4. was

The red car had just been sold, as I arrived in the store
De auto ...net verkocht toen ik de winkel in kwam.

1. wordt
2. werd
3. was
4. is