quizvragen Lesbrief Europa H1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Europa

De concurrentiepositie van een land verbetert NIET door:

1. Innovaties
2. Daling loonkosten per product
3. Daling wisselkoers
4. Inflatie (hoger dan buitenland)

Wat is GEEN reden voor specialisatie:

1. Natuurlijke omstandigheden
2. Kwaliteit van de producten
3. Lage arbeidsproductiviteit
4. Infrastructuur en stabiliteit in een land

Wat is GEEN protectionistische maatregel?

1. Importtarieven
2. Importquotum
3. Importsubsidie
4. Import voorschriften

Wat is GEEN argument voor protectionistische maatregelen?

1. Beschermen buitenlandse werkgelegenheid
2. Infant industry
3. Anti dumping
4. Beschermen strategische sectoren

Als de lonen in verhouding minder stijgen dan de arbeidsproductiviteit, zullen de
loonkosten per product..

1. Stijgen
2. Dalen
3. Gelijk blijven

Als de loonkosten per product harder stijgen dan de arbeidsproductiviteit en dit wordt doorberekend in de prijzen dan

1. Verslechtert internat. concurrentiepositie
2. Verbetert de internat. concurrentiepositie
3. Stijgt de export
4. Daalt de import

In land X zijn de jaarlijkse loonkosten per arbeider
€ 24.000 en de loonkosten per product € 60.
De arbeidsproductiviteit per jaar is:

1. € 400
2. 400 stuks
3. € 1.440.000
4. 1.440.000 stuks

In land X stijgen in een jaar de loonkosten per arbeider met 4% en de productie per werknemer met 9%. De loonkosten per product zullen:

1. 4,8% stijgen
2. 4,8% dalen
3. 4,6% stijgen
4. 4,6% dalen

In Westerse bedrijven vindt vooral
.....(1)...... productie plaats en in lagelonenlanden ....(2)..... productie.

1. 1 arbeidsintensieve 2 geen
2. 1 geen 2 kapitaalintensieve
3. 1 arbeidsintensieve 2 kapitaalintensieve
4. 1 kapitaalintensieve 2 arbeidsintensieve

Een hogere wisselkoers van de euro betekent dat producten uit het eurogebied ... voor landen buiten het eurogebied

1. duurder worden
2. goedkoper worden

Als de wisselkoers v.d. euro verandert van € 1 = $ 1,20 naar € 1 = $ 1,10 dan is de wisselkoers van de euro

1. Gestegen: NL product goedkoper voor de USA
2. Gestegen: NL product duurder voor de USA
3. Gedaald: NL product goedkoper voor de USA
4. Gedaald: NL product duurder voor de USA

Als de waarde van de export groter is dan de waarde van de import dan is er een ........ op de betalingsbalans.

1. overschot
2. tekort

Als de waarde van de import groter is dan de waarde van de export dan is er een ........ op de betalingsbalans.

1. overschot
2. tekort