les 9 quizvragen

les 9 Quiz vragen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
verpleegkundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

les 9 Quiz vragen

Slide 1 - Slide

Waarom zitten er hulpstoffen in medicijnen?
A
Om de werkzame stof te binden of om het volume te vergroten
B
Om de kans op bijwerkingen te verminderen
C
Om het effect van de werkzame stof te versterken
D
Om overgevoeligheid voor de werkzame stof te verminderen.

Slide 2 - Quiz

met welke afkorting wordt de uiterste gebruiksdatum van een medicijn vermeld op de verpakking?
A
LOT
B
MFD
C
EXP
D
THT

Slide 3 - Quiz

Hoe zorgt men ervoor dat een medicijn een werkingsduur van 12 tot 24 uur kan hebben?
A
Door het medicijn vorm te geven als een retardtablet.
B
Door het medicijn in de vorm van een zetpil toe te dienen.
C
Door vertragende hulpstoffen toe te voegen werkzame stof.
D
Door een enteric coating aan te brengen.

Slide 4 - Quiz

Hoe komt het dat er bij inhalatiemedicijnen bijna geen bijwerkingen voorkomen?
A
Het medicijn is makkelijk te doseren
B
Er zijn geen hulpstoffen nodig
C
Het medicijn is heel mild en erg effectief
D
Het medicijn komt nauwelijks in het bloed.

Slide 5 - Quiz

Welke toedieningsvorm kan niet via het baxtersysteem
A
capsule
B
hoestdrank
C
tablet

Slide 6 - Quiz

Bij antibiotica spreek je over een breedspectrum. Wat houdt dit in?
A
Bestrijdt meerdere bacterien tegelijk
B
Bestrijdt 1 bacterie.

Slide 7 - Quiz

Smalspectrumantibiotica
A
Bestrijdt een of een beperkt aantal microorganismen
B
Bestrijdt meerdere bacterien

Slide 8 - Quiz

Mag je vanwege bijwerkingen stoppen met een kuur antibiotica?
A
nee
B
ja
C
ja, in overleg met de arts

Slide 9 - Quiz

Een client kan moeilijk een capsule doorslikken. Jij maakt dit open en lost het op met water. Mag dit?
A
nee
B
ja

Slide 10 - Quiz

Regel van 5. Welke?
Juiste zorgvrager
Juiste medicijn

A
juiste toedieningswijze juiste datum en tijd van toedienen juiste kleur
B
juiste toedieningswijze juiste datum en tijd van toedienen juiste dosering
C
juiste kleur, temperatuur moet 37 graden juiste dosering

Slide 11 - Quiz

We spreken ook wel van de regel van 8. Welke zijn er dan bijgekomen?
A
juiste dosering juiste patient juiste toedieningswijze
B
juiste houdbaarheidsdatum juiste kleur en substantie juiste temperatuur
C
juiste medicatie juiste datum en tijd juiste patient

Slide 12 - Quiz

Wie is er verantwoordelijk voor de wijzigingen van het medicijn?
A
arts
B
apotheker
C
verpleegkundige

Slide 13 - Quiz

mag iedereen zomaar medicijnen uitzetten?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

welke orgaan spelen een belangrijke rol bij het verwerken van de medicatie
A
hart
B
milt
C
nieren

Slide 15 - Quiz

Het proces waarbij het medicijn wordt omgezet door het lichaam heet
A
metabolisme
B
distributie
C
uitscheiding

Slide 16 - Quiz

Via welke weg verlaten geneesmiddelen het lichaam
A
de lever en de nieren
B
de darmen

Slide 17 - Quiz

zetpil is een vorm van
A
sublinguale toediening
B
parenterale toediening
C
enterale toediening

Slide 18 - Quiz

Is advil hetzelfde als ibruprofen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Arts heeft orale medicatie voorgechreven. Zorgvrager heeft moeite met slikken. Jij hebt dit medicijn ook in de vorm van een zetpil. Mag je dit in de vorm van een zetpil toedienen?
A
Ja want het maakt niet uit in welke vorm je het toedient
B
Ja want zo kom je tegemoet aan de behoefte van de zorgvrager
C
Nee, de arts beslist over de toedieningswijze

Slide 20 - Quiz

Hormoonpleisters is een vorm van
A
transdermale toediening
B
parenterale toediening
C
enterale toediening

Slide 21 - Quiz

medicijnen via het infuus is een vorm van...
A
enterale toediening
B
parenterale toediening
C
sublinguaal

Slide 22 - Quiz

Inademen van medicatie via een inhalator is een vorm van?
A
parenterale toediening
B
enterale toediening
C
Pulmonale toediening

Slide 23 - Quiz

welke toedieningswijze werkt meestal lokaal
A
injecties
B
tabletten
C
zalven

Slide 24 - Quiz

Is advil dan de merknaam? of ibruprofen?
A
Ibruprofen is de merknaam
B
Advil is de merknaam

Slide 25 - Quiz

Wat is de stofnaam van Sintrom?
A
actylsalicylzuur
B
acenocoumarol
C
diazepam

Slide 26 - Quiz

Waarom mogen voedingssupplementen door een drogist verkocht worden?
A
Omdat het niet receptplichtige medicijnen zijn
B
Omdat ze niet aangemerkt zijn als geneesmiddel
C
Omdat ze eigenlijk geen effect hebben op het lichaam
D
Omdat ze bij verkeerd gebruik gevaarlijk zijn

Slide 27 - Quiz

Aspirine is dat een merknaam of stofnaam
A
stofnaam
B
merknaam

Slide 28 - Quiz

aspirine 500 mg is hetzelfde als 500 mg acetylsalicylzuur. Is dit juist?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

welke toedieningswijze werkt systemisch?
A
injecties
B
zalven
C
creme's

Slide 30 - Quiz