3M P2 les 4 consumentenprijs

3M P2 les 4 consumentenprijs
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje
Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 6.2 (174-176)
timer
5:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3M P2 les 4 consumentenprijs
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje
Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 6.2 (174-176)
timer
5:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Bespreken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Ik kan de verkoopprijs berekenen aan de hand van de inkoopprijs en brutowinstopslag
Ik kan uitleggen welke btw-tarief bij welke goederen en diensten horen
 Ik kan de consumentenprijs berekenen met behulp van rekenen van btw

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
Startopdracht
Voorkennis
Uitleg inkoopprijs, brutowinstopslag, verkoopprijs
Uitleg btw, consumentenprijs
Toepassen
Afsluiting

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wisbordje ready?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stel: je bent ondernemer en koopt schoenen in voor €35. Waarom zou je deze niet voor €35 of lager verkopen? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Uitleg

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Inkoopprijs
De inkoopprijs is het bedrag dat een winkel of ondernemer betaalt om een product in te kopen voordat het verkocht wordt.

Waarom is de inkoopprijs belangrijk?
- Het bepaalt hoeveel winst je later kunt maken.
- Je kunt nooit voor de inkoopprijs verkopen, want dan maak je geen winst.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Brutowinstopslag
Dit is het bedrag dat je boven op de inkoopprijs zet om de verkoopprijs te bepalen (bestaat uit bedrijfskosten en je nettowinst)
Je rekent meestal in procenten van de inkoopprijs.
Dit percentage noemen we de brutowinstopslag.

Formule:
➡️ Brutowinstopslag (%) = (brutowinst ÷ inkoopprijs) × 100%

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verkoopprijs
De verkoopprijs is het bedrag dat de klant betaalt voor een product in de winkel (zonder btw - straks meer uitleg)

Het bepaalt of het bedrijf winst of verlies maakt.

De prijs moet ook passen bij de concurrentie en wat klanten willen betalen.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Verkoopprijs
Brutowinstmarge
Verkoopprijs
Brutowinstmarge = bedrijfskosten en nettowinst
€ 1,50
40%
+
+
=
=
???
Inkoopprijs

Slide 12 - Slide

€ 1,50 ÷ 100 × 140 = € 2,32 of
1,4 × € 1,50 = € 2,10
Wisbordje ready?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Johan heeft via zijn e-commercebedrijf een Chinese leverancier gevonden die elektrische fietsen kan leveren voor €125. Om alle bedrijfskosten te dekken en winst te maken wil hij een brutowinstopslag van 90%. Bereken de verkoopprijs. Schrijf je berekening op

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Uitleg

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

BTW
BTW (Belasting Toegevoegde Waarde) is een belasting die je betaalt over producten en diensten.
De winkel int de btw en draagt deze af aan de Belastingdienst.

BTW is geen winst voor de ondernemer - iedereen moet deze afdragen aan de Belastingdienst

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke BTW-tarieven zijn er?
BTW-tarieven in Nederland
21% – hoog tarief (meeste producten, kleding, elektronica)
9% – laag tarief (eten en drinken, medicatie, boeken, kappers, bloemen)
0% – exportgoederen 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Consumentenprijs
Wat is de consumentenprijs?

De consumentenprijs is het bedrag dat de klant uiteindelijk betaalt in de winkel 
Dit is de verkoopprijs mét btw erbij.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Consumentenprijs
+
Consumentenprijs
€ 2,10
9%
=
=
???
Btw
Verkoopprijs
+

Slide 19 - Slide

€ 2,10 ÷ 100 × 109 = € 2,29 of
1,09 × € 2,10 = € 2,29
Toepassen
Wat?
- § 6.2 opdracht 1 t/m 6 (blz. 174-176)
- Werkblad rekenen
Hoe? Zelfstandig met overleg.
Klaar? Maak de plusopdrachten.
timer
15:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Welke BTW-tarief is onjuist
A
21%
B
0%
C
9%
D
6%

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Kees koopt oordoppen in voor €90. Hij wil een brutowinstopslag van 60% berekenen en deze vervolgens in zijn winkel verkopen. Daarna moet de btw nog worden toegevoegd. Bereken de consumentenprijs.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Pak je agenda!
Voor de volgende les
- 6.2 opdracht 1 tot en met opdracht 5 (blz. 174-176)
- Werkblad rekenen

Klaar? 
- Neem de leerteksten van 5.3 door
timer
1:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions