argumentatie

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Leg je boek (blz. 16) en schrift op tafel. 

Vandaag:

Herhaling

- H. 3 Mening en argument

- H. 4 Opbouw van argumentatie

Mening en argument

Je leert hoe je meningen en argumenten onderscheidt. 

Mening/standpunt/conclusie: hoe je ergens over denkt.

Argumenten: ondersteunen standpunt.

- want, omdat, doordat

Controleren: kritisch lezen

- betrouwbaarheid

Je moet snel tickets kopen, die concerten zijn namelijk snel uitverkocht.

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt

Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen even een rondje moeten kunnen lopen.

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt

Je moet goed leren, morgen heb je een toets.

1. standpunt - argument
2. argument - standpunt

Opbouw argumentatie

Enkelvoudig: één argument

Meervoudig: meerdere argumenten

1. Nevenschikkend

- onafhankelijk

- afhankelijk

2. Onderschikkend

Schrijf in onderschikkende argumentatie op bij het volgende standpunt:

Bij mooi weer zouden scholen huiswerkvrij moeten zijn. 

Schrijf nevenschikkende onafhankelijke  argumentatie op bij het volgende standpunt:

Bij mooi weer zouden scholen huiswerkvrij moeten zijn. 

Maak een overzicht van de theorie uit hoofdstuk 3 en 4. 

Stel al je vragen over de stof.