Jong & Oud (5e) H2. De jeugd

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
5. Welke getallencombinatie komt voor in de situatie dat Jasper meelifter is?

1. Linksboven
2. Rechtsboven
3. Linksonder
4. Rechtsonder

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
6. De dominante strategie voor Frank is:

1. voorbereiden
2. niet voorbereiden

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
7. Jasper heeft geen dominante strategie.

1. Waar
2. Niet waar

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
11. Als Jasper en Frank elkaar niet vertrouwen is de uitkomst van het spel ...

1. Linksboven
2. Rechtsboven
3. Linksonder
4. Rechtsonder

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
12. Als Jasper en Frank een bindende afspraak maken is de uitkomst van het spel ...

1. Linksboven
2. Rechtsboven
3. Linksonder
4. Rechtsonder

Frank en Jasper hebben een opdracht gekregen voor economie. Deze moet volgende week af zijn. Ze staan voor de keuze: wel of niet voorbereiden.
13. Jasper en Frank staan iedere week voor hetzelfde dilemma,
dit .............................
de kans op
samenwerking.

1. heeft geen invloed op
2. vergroot
3. verkleint

Wat is spaarrente?

1. stroomgrootheid
2. voorraadgrootheid

Wat is leenrente?

1. stroomgrootheid
2. voorraadgrootheid

Wat is hypotheekschuld?

1. stroomgrootheid
2. voorraadgrootheid

Wat is uitgaven aan eten?

1. stroomgrootheid
2. voorraadgrootheid

Wat is vermogen?

1. stroomgrootheid
2. voorraadgrootheid

Twee beweringen over sparen en lenen.
I. Alleen lenen is een voorbeeld van ruilen over de tijd.
II. Hogere rente bevordert sparen en lenen.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. I. is goed en II. is fout
3. I. is fout en II. is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen over sparen en lenen.
I. Een lagere rente bevordert het sparen.
II. Een hogere (verwachte) prijsstijging stimuleert lenen.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. I. is goed en II. is fout
3. I. is fout en II. is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen over sparen en vermogen.
I. Als je spaart stijgt je vermogen.
II. Rente over je vermogen leidt altijd tot een groter reëel vermogen (reëel = wat je er voor kunt kopen).
Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. I. is goed en II. is fout
3. I. is fout en II. is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen.
I. De omzet is een voorraadgrootheid.
II. Inkomen is een stroomgrootheid.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. I. is goed en II. is fout
3. I. is fout en II. is goed
4. Beide zijn fout

Hoofdstuk 3

Tim werkt als vrachtwagenchauffeur. Over het salaris dat hij verdient betaalt hij ...

1. Accijnzen
2. BTW
3. Inkomstenbelasting
4. wegenbelasting

Een ww uitkering wordt betaalt uit de

1. btw
2. accijns
3. sociale premies
4. inkomstenbelasting

De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een

1. progressief tarief
2. proportioneel tarief
3. degressief tarief
4. geen antwoord goed

De aftrekposten haal je van het bruto-inkomen af

1. waar
2. niet waar

Vul in: je wilt dat je aftrekposten zo ............. mogelijk zijn.

1. Hoog
2. Laag

dit is GEEN goed voorbeeld van een heffingskorting

1. arbeidskorting
2. ouderenkorting
3. algemene heffingskorting
4. jongerenkorting

Door een heffingskorting betaal je minder belasting.

1. Juist
2. Onjuist

Wat gebeurt er als de ingehouden loonheffing hoger is dan de te betalen inkomstenbelasting?

1. Je krijgt dan een naheffing
2. Je krijgt dan een voorheffing
3. Je krijgt dan automatisch geld terug van de Belastingdienst
4. Er gebeurt dan helemaal niets totdat je zelf actie onderneemt.

Bij het progressieve tarief van de inkomstenbelasting worden de verschillen in verhouding ...

1. kleiner
2. groter

Juist of onjuist?

Het belastbaar inkomen wordt hoger door de aftrekposten.

1. juist
2. onjuist