123-zin / vraagzin / gebiedende wijs

De volgorde van een zin
Kun je hier één zin van maken?
1 (wie)
2 (werkwoord)
3 (de rest)
De broers
koken
pasta.
De broers
koken
vanavond.
De broers
koken
in de keuken.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
ISKNederlandsISK

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De volgorde van een zin
Kun je hier één zin van maken?
1 (wie)
2 (werkwoord)
3 (de rest)
De broers
koken
pasta.
De broers
koken
vanavond.
De broers
koken
in de keuken.

Slide 1 - Slide

Volgorde 
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1) De broers
(2)koken
(3)vanavond
(4)pasta
(5)in de keuken

Slide 2 - Slide

Volgorde 





maken - huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
(1) 
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 3 - Slide

Volgorde 





maken - hun huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De leerlingen
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 4 - Slide

Volgorde 





maken - hun huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De leerlingen
maken
(3)
(4)
(5)

Slide 5 - Slide

Volgorde 





maken - hun huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De leerlingen
maken
vandaag
(4)
(5)

Slide 6 - Slide

Volgorde 





maken - hun huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De leerlingen
maken
vandaag
hun huiswerk
(5)

Slide 7 - Slide

Volgorde 





maken - hun huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Wie
Werkwoord
Wanneer
Wat
Waar
De leerlingen
maken
vandaag
hun huiswerk
in de les

Slide 8 - Slide

begint-de les-om negen uur

Slide 9 - Open question

een nieuwe fiets-hij-koopt

Slide 10 - Open question

geslapen-ik-tot tien uur-heb

Slide 11 - Open question

in mijn bed - gisteren om 10 uur - ik - lag

Slide 12 - Open question

een paar dagen - ik - met vrienden - ga - naar Parijs

Slide 13 - Open question

Vraagzinnen

Slide 14 - Slide

Volgorde 





maken - huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Werkwoord
Wie
Wanneer
Wat
Waar
(1) 
(2)
(3)
(4)
(5)

Slide 15 - Slide

Volgorde 





maken - huiswerk - vandaag - de leerlingen - in de les
Werkwoord
Wie
Wanneer
Wat
Waar
(1) Maken
(2)de leerlingen
vandaag(3)
(4)huiswerk
(5)in de les?

Slide 16 - Slide

Volgorde 
Vanavond - 
Werkwoord
Wie
Wanneer
Wat
Waar
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)?
in de kapsalon - de kapper -veel mensen -knipt - elke dag

Slide 17 - Slide

? - de planten - vandaag - water -geef - jij

Slide 18 - Open question

oma - vandaag - is - ? - jarig

Slide 19 - Open question

jij - breng -? - de boodschappen -
naar oma-vandaag

Slide 20 - Open question

De gebiedende wijs

Slide 21 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) 
(2)
(3)

Slide 22 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) 
(2)
(3)
het huiswerk - maken - nu

Slide 23 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) Maak
(2)het huiswerk
(3)nu
het huiswerk - maken - op je kamer

Slide 24 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) Maak
(2)het huiswerk
(3)op je kamer
het geld - geven - aan mij

Slide 25 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) Geef
(2)het geld
(3)aan mij
de afwas - doen - vandaag

Slide 26 - Slide

Volgorde gebiedende wijs
Werkwoord

ik-vorm!
Wat
Rest
(1) Doe
(2)de afwas
(3)vandaag
de afwas - doen - vandaag

Slide 27 - Slide

Gebiedende wijs.
de planten - water - geven

Slide 28 - Open question

de paarden - voeren - hooi

Slide 29 - Open question

de som - uitrekenen

Slide 30 - Open question

Wil je mij geld betalen?

Slide 31 - Open question

Loop je mee?

Slide 32 - Open question

Wil je je mond houden?

Slide 33 - Open question

Schrijf je jouw naam op de brief?

Slide 34 - Open question

Goed gedaan!

Slide 35 - Slide

En nu zelf aan de slag
Maak bij elke zin op het werkblad 4 zinnen. 
De eerste zin is een vraag. 
De tweede zin wordt gebiedende wijs.
De derde zin begint met de wanneer:
vandaag, gister, zondag

Slide 36 - Slide

Doe de laptops dicht. 

Slide 37 - Slide

De laatste zin
De laatste zin bedenk je zelf. 
Het is een zin die volgt op de eerste zin. 

Slide 38 - Slide

Voorbeeld
Meneer René zit elke dag uit het raam te staren. 
a Zit meneer René elke dag uit het raam te staren?
b Staar uit het raam!
c Elke dag zit meneer René uit het raam te staren. 

d Hij denkt dan aan zijn vakantie. 

Slide 39 - Slide

Maak eerst a, b en c
Dan kun je daarna nadenken over d

Slide 40 - Slide