Thema 15 Overtuigen - Verwerkingsvragen week 2

Disk - Overtuigen 
verwerkingsvragen deel 2 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Disk - Overtuigen 
verwerkingsvragen deel 2 

Slide 1 - Slide

timer
1:00
Succes krijg je niet zomaar. Succes moet je verdienen. Hoe verdiende Epke succes?

Slide 2 - Mind map

Wie heeft veel succes? Wie is succesvol?

Slide 3 - Open question

Wanneer had jij succes?

Slide 4 - Open question

Welke woorden zijn positief?
A
geweldig, prachtig, heerlijk
B
geweldig, prachtig, saai
C
prachtig, heerlijk, lelijk
D
geweldig, heerlijk, slecht

Slide 5 - Quiz

Wat is de tegenstelling ?
positief - ?
A
mooi
B
fantastisch
C
negatief
D
zelfs

Slide 6 - Quiz

Bedenk een positief woord.....

Slide 7 - Open question

timer
1:00
Wat vind jij positief?

Slide 8 - Mind map

Een sport waarbij iemand gymnastische oefeningen doet =
A
zwemmen
B
turnen
C
voetballen
D
basketballen

Slide 9 - Quiz

Zoete dingen eten =
A
koeken
B
eten
C
snoepen
D
zoeten

Slide 10 - Quiz

De beste zijn in een wedstrijd=
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 11 - Quiz

Moeite doen om te ontdekken waar het is =
A
vinden
B
turnen
C
zoeken
D
winnen

Slide 12 - Quiz

Ik ga weg =
A
Ik ga naar een andere plaats.
B
Ik ga over een andere plaats
C
Ik ga naar een mooie plaats
D
Ik ga over een mooie plaats

Slide 13 - Quiz

tegen =
A
in contact met iemand
B
heel erg
C
aan de overkant van
D
niet bijzonder

Slide 14 - Quiz

het praatje =
A
een lang gesprek over gewone dingen
B
een kort gesprek over gewone dingen
C
een kort gesprek over bijzondere dingen
D
een lang gesprek over bijzondere dingen

Slide 15 - Quiz

Mag ik een ........... ............?
A
stuk taart
B
stuk praatje
C
stuk snoep
D
stuk prijs

Slide 16 - Quiz

Mijn oma woont..........de supermarkt.
A
tegenover
B
in
C
tegen
D
achterover

Slide 17 - Quiz

Wat is de tegenstelling?
sterk - ?
A
klein
B
groot
C
zwak
D
koud

Slide 18 - Quiz

Wat is de tegenstelling?
warm - ?
A
klein
B
groot
C
zwak
D
koud

Slide 19 - Quiz

Maak een zin met de woorden. Begin met het lidwoord (de of het). Denk om de hoofdletter en de .

taart - de - koelkast - staat - de - in

Slide 20 - Open question

Maak een zin met de woorden. Begin met het lidwoord (de of het). Denk om de hoofdletter en de .

de - spannend - is - wedstrijd

Slide 21 - Open question

Maak een 1-2-3 zin met:
turnen
timer
1:30

Slide 22 - Open question

Maak een 1-2-3 zin met:
zoeken
timer
1:30

Slide 23 - Open question

Jij reist met de bus.
..................jij met de bus?
A
Reizen
B
Reiz
C
Reis
D
Reist

Slide 24 - Quiz

Ik ben de beste. Ik.... altijd.
A
winnen
B
win
C
winn
D
wint

Slide 25 - Quiz

De trainer .........Epke Zonderland de beste.
A
vindt
B
vint
C
vind
D
vinden

Slide 26 - Quiz

De kinderen ..............de zee.
A
zoek
B
zoeken
C
zoekken
D
zoeke

Slide 27 - Quiz

werkwoord: winnen
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........

Slide 28 - Open question

werkwoord: reizen
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........

Slide 29 - Open question

Welk lidwoord?
...............ruzie
A
de
B
het

Slide 30 - Quiz

Welk lidwoord?
...............programma
A
de
B
het

Slide 31 - Quiz

Welk lidwoord?
...............wedstrijd
A
de
B
het

Slide 32 - Quiz

Welk lidwoord?
...............zee
A
de
B
het

Slide 33 - Quiz

Welk lidwoord?
...............praatje
A
de
B
het

Slide 34 - Quiz

Wat is de naam van de zee tussen
Noorwegen, Groot-Brittanië, Frankrijk,
België, Nederland, Duitsland
en Denemarken?

Slide 35 - Open question