H6 herhaling

 Elektriciteit in huis
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

 Elektriciteit in huis

Slide 1 - Slide

Geef van alle vier de onderstaande schakelingen aan of het een serie of een parallelschakeling is. 
Serie
Parallel

Slide 2 - Drag question

Welk probleem is er ontstaan in de schakeling van de afbeelding?
A
Overbelasting
B
Lekstroom
C
Kortsluiting
D
Overspanning

Slide 3 - Quiz

Beantwoord de volgende vraag met behulp van het 5 stappenplan. (Per regel 1 stap):

Een waterkoker van 800W staat 3 minuten aan. Hoeveel energie kost dit?

Slide 4 - Open question

Bekijk de schakeling. Lamp B gaat kapot. Welke lampen blijven branden?
A
Lamp A, C en D
B
Lamp A en D
C
Alleen lamp A
D
Alleen lamp D

Slide 5 - Quiz

Hoeveel geeft de spanningsmeter aan?
A
18V
B
1,8V
C
9V
D
8V

Slide 6 - Quiz

Fleur wil met de spanningsmeter een spanning meten van ongeveer 7V. Welke aansluiting kan zij dan het beste gebruiken?
A
0 - 3V
B
0 - 15V
C
0 - 30V
D
Het maakt niet uit of ze 0-15V of 0-30V gebruikt

Slide 7 - Quiz

In welke schakelingen is er kortsluiting?
A
A en B
B
C en D
C
A en E
D
B en F

Slide 8 - Quiz

Welk elektrisch probleem is hier afgebeeld?
A
Overbelasting
B
Kortsluiting
C
Lekstroom
D
Voltbrug

Slide 9 - Quiz

Zet de spanningsbronnen op volgorde van de laagste spanning naar de hoogst spanning.
Laagste Spanning
Hoogste Spanning

Slide 10 - Drag question

Beantwoord de volgende vraag met behulp van het 5 stappenplan. (Per regel 1 stap):

Een PS4 van 450W gebruikt 2kWh aan energie. Hoelang staat de PS4 aan?

Slide 11 - Open question

Een ampèremeter wordt in serie met de lamp geschakeld. Een voltmeter moet parallel geschakeld worden. In welke schakeling zijn de meters goed aangesloten?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D

Slide 12 - Quiz

Geef van alle stoffen aan of het geleiders of isolatoren zijn.
Geleider
Isolator
Zilver
Kunststof
Hout
Koolstof
Koper
Glas

Slide 13 - Drag question

Verbindt de grootheden met de juiste eenheden.
Watt
Volt
Joule
Ampère
Spanning
Energie
Stroom sterkte
Vermogen

Slide 14 - Drag question

Merijn maakt een schakeling met een lamp die aan en uit kan worden gezet met een schakelaar. De spanning over de lamp wordt gemeten. Sleep de onderdelen naar de juiste plaats.

Slide 15 - Drag question

Bekijk de schakeling. Lamp A gaat kapot. Welke lampen blijven branden?
A
Lampen B, C en D
B
Lampen B en C
C
Lamp D
D
Geen van de lampen

Slide 16 - Quiz

Sleep de onderdelen naar de juiste plaats in de meterkast.
Zekering
Aardlekschakelaar
kWh-meter

Slide 17 - Drag question

Waar tegen beschermd een zekering?
A
Overbelasting
B
Lekstroom
C
Brand
D
Kortsluiting

Slide 18 - Quiz

De spanning is ...
A
25 V
B
12,5 V
C
2,5 V

Slide 19 - Quiz

Wat is de eenheid van stroomsterkte?
A
Volt
B
Spanning
C
Ampere
D
Elektra

Slide 20 - Quiz

Wat is de eenheid van spanning?
A
Elektriciteit
B
U
C
Volt
D
V

Slide 21 - Quiz

Wat schakelt de stroomtoevoer af als er teveel stroom verloren gaat?
A
Zekering
B
Aardlekschakelaar
C
Groep
D
Overbelasting

Slide 22 - Quiz

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?
A
overbelasting
B
Piet zit aan de aardleiding
C
kapotte lamp
D
de nul draad is kapot

Slide 23 - Quiz

Een zekering beveiligt tegen
A
overbelasting
B
kortsluiting
C
Brand
D
overbelasting en kortsluiting

Slide 24 - Quiz

Bij een serieschakeling blijft ... ... gelijk
A
de spanning
B
de stroomsterkte
C
de weerstand
D
het vermogen

Slide 25 - Quiz

Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:
A
vermogen = spanning + stroomsterkte
B
vermogen = spanning : stroomsterkte
C
vermogen = spanning × stroomsterkte
D
vermogen = spanning – stroomsterkte

Slide 26 - Quiz

Reken om:
452 mA = … A

Slide 27 - Open question

Een apparaat heeft een vermogen van 1500 W en staat 2 uur aan. Wat is het energie verbruik?
A
3000 kWh
B
3,0 kWh
C
750 kWh
D
1502 kWh

Slide 28 - Quiz

Wat wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat ?
A
De energie die een apparaat gebruikt per jaar
B
De energie die een apparaat gebruikt per seconde
C
De energie die een apparaat gebruikt per minuut
D
De energie die een apparaat gebruikt per uur

Slide 29 - Quiz

Zie de figuur hiernaast. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat.
Op welke plek(ken) kun je de stroommeter daarvoor plaatsen? Leg uit.

Slide 30 - Open question

Netspanning is hoeveel volt?
A
12v gelijkspanning
B
230v gelijkspanning
C
12v wisselspanning
D
230v wisselspanning

Slide 31 - Quiz

Een batterij levert
A
wisselspanning
B
gelijkspanning

Slide 32 - Quiz

Energieverbruik = vermogen x tijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Het energieverbruik berekenen we in ....
A
Watt
B
uren
C
kilowattuur
D
vermogen

Slide 34 - Quiz

Wat is de eenheid van vermogen?
A
Volt
B
Ampère
C
Ohm
D
Watt

Slide 35 - Quiz

Vraag 12

Karel schakelt drie fietslampjes parallel. Door elk lampje gaat een stroom van 0,3 A. Karel schrijft op: "De totale stroom door de schakeling is 0,9 A".
Leg uit of Karel gelijk heeft.

Slide 36 - Open question

Vraag 14

Een broodrooster van 850 W staat 15 minuten aan.
Bereken het energieverbruik van de broodrooster.

Slide 37 - Open question