hfdst 8 paragraaf 2

Programma

1. aan de hand van een formule de toegevoegde waarde te berekenen.
2. twee verschillen te omschrijven tussen formele en informele productie.
3. het begrip CAO in eigen woorden te omschrijven.
4. aan het einde van de les minimaal 3 afspraken te benoemen die in een cao staan.
 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma

1. aan de hand van een formule de toegevoegde waarde te berekenen.
2. twee verschillen te omschrijven tussen formele en informele productie.
3. het begrip CAO in eigen woorden te omschrijven.
4. aan het einde van de les minimaal 3 afspraken te benoemen die in een cao staan.
 

Slide 1 - Slide

Bedrijfskolom
Toegevoegde waarde =
    De extra waarde van een product die ontstaat doordat een bedrijf het product bewerkt.

    Slide 2 - Slide

    toegevoegde waarde = omzet - intermediair verbruik

    toegevoegde waarde is niet hetzelfde als winst

    Slide 3 - Slide

    Soorten productie
    Formele productie:
    De betaalde productie bij bedrijven en de overheid. Dit noemt men ook de productie in enge zin.
    Informele productie:
    Als gezinsleden onbetaald produceren voor hun eigen of elkaars behoeften.
    De productie in ruime zin betreft de informele en formele productie samen.

    Slide 4 - Slide

    Produceren
    • Produceren: Het maken van goederen en het leveren van diensten.


    • Productie in enge zin: activiteiten in formele sector, bedrijven en overheid.


    • Productie in ruime zin: alle activiteiten waarmee je in je behoefte kunt voorzien.
    • Zowel productie in formele sector als de informele sector.


    Slide 5 - Slide

    Productie
    PRODUCTIE IN ENGE ZIN:
    Productie in de formele sector, door bedrijven en de overheid.

    PRODUCTIE IN RUIME ZIN:
    Alle activiteiten die in behoeften voorzien, dus ook de productie in de informele sector.

    Slide 6 - Slide

    CAO
    • is een overeenkomst tussen werkgevers-organisaties en werknemersorganisaties.
    • staan de afspraken die gelden voor alle werknemers werknemers in een groot bedrijf of een hele bedrijfstak
    * Afspraken in een individuele arbeidsovereenkomst mogen niet strijdig zijn met de cao.
    * Afspraken in de CAO moeten voldoen aan de wet.
    * bij vragen?? afdeling personeelzaken.

    Slide 7 - Slide

    Verlengde instructie
    Leerlingen van groep 1 -> Werken zelfstandig verder (10min)

    Leerlingen van groep 2 -> Werken zelfstandig aan de opdrachten (10min)

    leerlingen groep 3 -> Luisteren en werken mee met de verlengde instructie. 

    Slide 8 - Slide

    Arbeidsovereenkomst

      • Een arbeidsovereenkomst is een contract tussen werknemer en werkgever.
      • Werknemer in dienst van wergever voor een bepaalde tijd tegen beloning.
      • Arbeidsovereenkomst hoeft niet schriftelijk.
      • Arbeidsverhouding moet wel schriftelijk kenbaar gemaakt worden.
      • Bij een arbeidsovereenkomst gelden de wetten en regels uit het arbeidsrecht, zoals werktijden, loon, loondoorbetaling bij ziekte, werkloosheid & vakantiedagen.
      • Geldt een arbeidsovereenkomst voor een hele sector: CAO

      Slide 9 - Slide

      Arbeidsproductiviteit =

      arbeidsproductiviteit van één persoon:
      productie van een werkende : aantal dagen/weken/maanden

      arbeidsproductiviteit van een groep werkenden:
      totale productie in een periode : aantal werkenden
      of
      totale productie in een periode : totaal aantal arbeidsuren

      Slide 10 - Slide

      Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
      A
      waarde inkoop - verkoopopbrengst
      B
      verkoopopbrengst - waarde inkoop

      Slide 11 - Quiz

      Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
      A
      scholing
      B
      arbeidsvoorwaarden
      C
      arbeidsverdeling
      D
      openingstijden

      Slide 12 - Quiz

      Arbeidsproductiviteit neemt toe door goede scholing:
      A
      juist
      B
      onjuist
      C
      maakt niets uit

      Slide 13 - Quiz

      Hoe noem je de groei van de productie?
      A
      kapitaalintensief
      B
      economische groei
      C
      arbeidsproductiviteit

      Slide 14 - Quiz

      Leiden mechanisatie en automatisering tot een hogere of lagere arbeidsproductiviteit?
      A
      Hoger
      B
      lager

      Slide 15 - Quiz

      De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
      A
      ja
      B
      nee

      Slide 16 - Quiz

      Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten...
      A
      Dalen
      B
      Stijgen
      C
      Gelijk blijven
      D
      Verdwijnen

      Slide 17 - Quiz

      Waardoor neemt de
      arbeidsproductiviteit toe?

      Slide 18 - Mind map

      Slide 19 - Video

      Zelfstandige verwerking
      Groep 1 -> zelfstandig werken aan de opdrachten. (10 min)

      Groep 2-> zelfstandig werken aan de opdrachten waarbij de docent individuele feedback geeft. (10 min)

      Groep 3 -> zelfstandig werken aan de opdrachten waarbij de docent individuele feedback geeft. (10 min)

      Slide 20 - Slide

      Wat heb je nu geleerd?
      Gezamelijke afsluiting voor groep 1,2 en 3

      Slide 21 - Slide

      Noem drie belangrijke dingen die je hebt geleerd deze les.

      Slide 22 - Open question