A32 - Week 13

Montag, den 29. März 2021
A32
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Montag, den 29. März 2021
A32

Slide 1 - Slide

Deze LessonUp bestaat uit de volgende onderdelen:


  • Het bijvoeglijk naamwoord 
  • Zwakke werkwoorden in de verleden tijd
  • Woordenlijst Kapitel 14

Slide 2 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Een korte uitleg als reminder...
Bekijk de gehele uitleg!!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe pas je dit ook alweer toe?
Vul in de volgende zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord dat voor de zin staat in. Let goed op of het om een onderwerp (+1), meewerkend voorwerp (+3) of lijdend voorwerp (+4) gaat of dat er een voorzetsel met een bepaalde naamval voor staat.

Slide 6 - Slide

1. herrlich - Wir hatten ... Wetter (o).

Slide 7 - Open question

2. blöd - Max kam nur mit ... Ideen (mv).

Slide 8 - Open question

3. biologisch - ... Ernährung (v) wird immer beliebter.

Slide 9 - Open question

4. klein - Hier ist von ... Kriminalität (v) die Rede.

Slide 10 - Open question

5. schnell - Mein Onkel liebt ... Sportwagen (mv).

Slide 11 - Open question

6. hart - Zwischen den Anbietern herrscht ... Wettbewerb (m, concurrentie).

Slide 12 - Open question

7. höflich - Mit ... Verhalten (o) erreicht man mehr als mit frechen Texten.

Slide 13 - Open question

8. gut - Durch ... Zusammenarbeit (v) haben wir das erreichen können.

Slide 14 - Open question

9. erneut - Dieser Urlaub führte zu ... Freunschaft (v).

Slide 15 - Open question

10. lang, schwer - ..., ... Jahre (mv) hatten ihre Spuren hinterlassen.

Slide 16 - Open question

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 17 - Slide

En ook hier een uitlegfilmpje...
Bekijk het hele filmpje.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

En nu ga je het toepassen...
Vul in de volgende zinnen de juiste vorm van de verleden tijd in van het werkwoord dat voor de zin staat in. 

Gebruik hiervoor je Textbuch Seite 74.

Slide 20 - Slide

1. zerstören - Die Lawine ... diese Hütten.

Slide 21 - Open question

2. überleben - Drei Leute ... den Unfall nicht.

Slide 22 - Open question

3. kaufen - Ich ... Obst und Brötchen.

Slide 23 - Open question

4. wehen - Es ... so stark, dass wir unsere Mützen festhalten mussten.

Slide 24 - Open question

5. reden - Er ... die ganze Zeit nur Unsinn.

Slide 25 - Open question

6. schicken - Wir ... unserer Oma eine Ansichtkarte aus Tirol.

Slide 26 - Open question

7. löschen - Die Männer der Feuerwehr ... das Feuer in zwei Stunden.

Slide 27 - Open question

8. arbeiten - Sie (mv) ... früher im Restaurant dieses Hotels.

Slide 28 - Open question

9. warten - Warum ... ihr nicht, bis wir auch da waren?

Slide 29 - Open question

10. aufhören - Wir ... erst um acht Uhr mit dem Snowboarden ... .

Slide 30 - Open question

Woordenlijst Kapitel 14

Slide 31 - Slide

Vertaal de volgende woorden...
Maak gebruik van je Textbuch - Seite 76 & 77

1 t/m 5 -> Duits - Nederlands
6 t/m 10 -> Nederlands - Duits

Slide 32 - Slide

1. die Abfahrt

Slide 33 - Open question

2. vorn, vorne

Slide 34 - Open question

3. de veiligheid

Slide 35 - Open question

4. klar

Slide 36 - Open question

5. der Nebel

Slide 37 - Open question

6. plotseling

Slide 38 - Open question

7. De zon schijnt.

Slide 39 - Open question

8. het klimaat

Slide 40 - Open question

9. verschrikkelijk

Slide 41 - Open question

10. het gevaar

Slide 42 - Open question

Ga verder met...
Maak Aufgabe 4.3 (AB. S.47/48)
Gebruik je Textbuch Seite 74.
Viel Erfolg!

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide