H4 BECO H15 Leiderschap

 Leiderschap 
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Leiderschap 

Slide 1 - Slide

Wat is de omspanningsvermogen van een leidinggevende?

A
Hoe ver hij moet reizen naar zijn werk
B
De hoeveelheid werknemers waaraan hij leiding geeft
C
De hoeveelheid werknemers waaraan hij leiding kan geven
D
Het aantal managers boven zich

Slide 2 - Quiz

Eva geeft leiding aan 7 personen. Ze zit ruim in haar tijd en zou makkelijk 10 personen kunnen aansturen. Wat is haar spanwijdte?
A
7 medewerkers
B
3 medewerkers
C
10 medewerkers
D
17 medewerkers

Slide 3 - Quiz

Als de spanwijdte groter is dan het omspanningsvermogen, dan...
A
Heeft de manager veel tijd over.
B
Heeft de manager de gelegenheid zijn ondergeschikten beter begeleiden.
C
Kan de manager eigenlijk niet effectief leiding geven.
D
Kan de manager zich met veel details bemoeien.

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Welke theorie past beter bij jou?
A
Theorie X
B
Theorie Y

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

1

Slide 13 - Video

00:46
Wat voor leiderschapsstijl past hij toe?

Slide 14 - Open question

1. Autocratisch leiderschap
2. Democratisch leiderschap
3. Laissez-Faire
4. Flexibel leiderschap
A. De mens staat centraal
B. Stijl hangt af van situatie
C. Laat gaan joh
D. Ik ben de baas!

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Binnen situationeel leiderschap worden bereidheid en bekwaamheid besproken. Als er sprake is van een hoge bereidheid maar een lage bekwaamheid welke stijl moet er dan worden gekozen door de leider?
A
delegeren
B
steunen
C
begeleiden
D
leiden

Slide 22 - Quiz

Als de manager delegeert binnen situationeel leiderschap wordt het volgende van de werknemers verwacht?
A
dat zij opdrachten onder begeleiding doen
B
dat zij zelfstandig aan de slag kunnen
C
dat zij sturing nodig hebben
D
dat zij een lage bereidheid hebben

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Hoeveel managementmethoden hebben we besproken?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 31 - Quiz

Bij integraal management richt de manager zich volledig op de verkoop.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

De manager heeft veel contact met de werknemers en motiveert ze. Welke methode past bij hierbij?
A
Management by direction
B
Management by walking around
C
Management by delegation
D
Integraal management

Slide 33 - Quiz

Een voordeel van management by objectives =
A
Je bepaalt als werknemer zelf hoe hard je werkt.
B
Jouw manager is steeds bereikbaar.
C
Als werknemer ben je betrokken bij het behalen van de doelen.
D
Jouw werk wordt nauw opgevold.

Slide 34 - Quiz

Wat is het grootste nadeel van management by exception?
A
Er kruipt veel tijd en energie in.
B
Leidt tot negativiteit en stress.
C
Je bent afhankelijk van van de inzet van de medewerker.
D
Weinig controle en laat kunnen ingrijpen bij problemen.

Slide 35 - Quiz

Wat is geen voorwaarde van delegeren?
A
Voldoende tijd en middelen voor de gedelegeerde.
B
De deskundigheid van de gedelegeerde.
C
Opdracht is duidelijk voor de gedelegeerde.
D
Motivatie van de gedelegeerde.

Slide 36 - Quiz

Bij structurele delegatie wordt de functie van de een beperkt en van de ander uitgebreid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Bij humanresourcesmanagement zijn medewerkers....
A
meedenkend, zodat hun arbeid zinvol wordt.
B
mensen met een behoefte aan een vast en redelijk inkomen.
C
sociale wezens, een goed werkklimaat zorgt voor motivatie.
D
een verlengstuk van de machines.

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Welke begrippen van hoofdstuk 15 zijn te koppelen aan de vorige video?

Slide 44 - Open question