3GA 19 juni

Wat doen we vandaag?
  • Toetsweek: tekst t/m H. 15
  • Bespreken 15A.  
  • Bespreken  "Het participium in hoofdstuk 14", opdracht 1abc. 
  • Tekst 15B. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Toetsweek: tekst t/m H. 15
  • Bespreken 15A.  
  • Bespreken  "Het participium in hoofdstuk 14", opdracht 1abc. 
  • Tekst 15B. 

Slide 1 - Slide

Qui adductus de carcere ludebat ante eos, feceruntque eum stare inter duas columnas.

Slide 2 - Open question

Qui dixit puero regenti gressus suos:

Slide 3 - Open question

“Dimitte me, ut tangam columnas, quibus omnis imminet domus, et recliner super eas, et paululum requiescam”

Slide 4 - Open question

Domus autem erat plena virorum ac mulierum, et erant ibi omnes principes Philisthinorum,

Slide 5 - Open question

ac de tecto et solario circiter tria milia utriusque sexus spectantes ludentem Samson.

Slide 6 - Open question

At ille invocato Domino ait:

Slide 7 - Open question

“Domine Deus, memento mei, et redde mihi nunc fortitudinem pristinam,

Slide 8 - Open question

Deus meus, ut ulciscar me de hostibus meis, et pro amissione duorum luminum unam ultionem recipiam”

Slide 9 - Open question

Et apprehendens ambas columnas, quibus innitebatur domus, alteramque earum dextera, et alteram laeva tenens, ait:

Slide 10 - Open question

“Moriatur anima mea cum Philisthiim”

Slide 11 - Open question

Concussisque fortiter columnis,
cecidit domus super omnes principes, et ceteram multitudinem, quae ibi erat:

Slide 12 - Open question

multoque plures interfecit moriens, quam ante vivus occiderat.

Slide 13 - Open question

Het participium in hoofdstuk 14, 1a.
  • 14A:
  • 1. consurgens 
  • terwijl hij opstond 
  • 2. ducens 
  • terwijl hij meenam
  • 3. properantes 
  • terwijl we ons haasten

Slide 14 - Slide

Het participium in hoofdstuk 14, 1a.
  • 14B: 
  • 4. dicens 
  • terwijl hij zei / die ze
  • 5. haerentem 
  • -
  • 6. assumens 
  • terwijl hij nam
  • 7. dicens 
  • terwijl hij zei

Slide 15 - Slide

Het participium in hoofdstuk 14, 1bc.
  • b. terwijl
  • c. predicatief

Slide 16 - Slide

Aan het werk:
Lees: Judith en Holofernes. Vertaal 15B
Huiswerk: 
Vertaal 15B, t/m zin 5. 

Slide 17 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 19 - Open question