Thema 2 voor elkaar - herhaling woordenschat - spelling en grammatica

Nederlands

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma:
  • Proefwerk woordenschat plannen 20-01
  • Terugblik woordenschat/ spelling en grammatica
  • Check je kennis
  • Oefenen met het onderdeel wat jij het lastigste vindt. 
Lesvragen/ lesdoelen:
  • Ik concentreer mij op mijn (online) werk

Woordenschat:
  • Synoniemen zijn....
  • Ik weet op welke  manier ik de woorden uit mijn hoofd kan leren.

Grammatica
  • De persoonsvorm vind ik door...
  • Het werkwoordelijk gezegde is....
  • Ik kan zinsdeel strepen plaatsen

Spelling
  • Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven (ik/ hij/zij/jij en wij vorm)
  • Ik plaats een komma in opsommingen.
  • Ik schrijf een komma achter woorden zoals:

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De man is een echte crimineel. Hij
heeft al heel vaak dingen gestolen.
Het synoniem voor crimineel is.......
A
onaardig
B
misdadiger
C
agressief
D
enthousiast

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions


Lees de tekst.
Geef een synoniem voor gespot (alinea 1

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Geef een ander woord voor het onderstreepte woord:

De lockdown is een unieke periode

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Koppel de woorden aan de juiste betekenis
verplicht ervoor te zorgen dat alles goed gaat
Krijgen
De variant
op de beste manier
Andere vorm of manier
Ontvangen
Verantwoordelijk

optimaal

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het volgende woord:

vanzelf
A
zonder hulp
B
figuur of ding om iets aan te duiden
C
relaxed
D
geloven dat iemand eerlijk is

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het volgende woord:

vertrouwen
A
zonder hulp
B
figuur of ding om iets aan te duiden
C
relaxed
D
geloven dat iemand eerlijk is

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Theorie woordenschat
2 onderdelen
1. betekenis van woorden uit een tekst halen (T2)
Woordenschat uitbreiden
Hoofdstuk 1:
Samenstelling
Hoofdstuk 2:
Synoniem
Door 25 woorden te leren (R vragen)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leerstrategieën 
Plan minimaal 4 leermomenten vanaf deze week tot aan 4 januari, per leermoment leer je 10 minuten.
Schrijf erbij welke leerstrategie je wilt gebruiken/ uittesten
Oefenen met de betekenis vinden in teksten (T2 vragen)
Woordenschat uitbreiden door woordjes te leren (R vragen)
De robot:
Zoek een tekst op die je nog niet kent (bijvoorbeeld een nieuwsbericht).

Ga vervolgens in een vaste volgorde te werk:
- Markeer een woord dat je niet kent
- Kijk goed naar het woord, is het een samenstelling of kan je de betekenis afleiden?
- Lees eerst de zin verder af, vind je dan de betekenis?
- lees anders de zin ervoor, vind je dan de betekenis?
De kapstok:
je verdeelt de begrippen in groepjes woorden die bij elkaar horen. Dat geeft overzicht! Daardoor onthoud je weer beter en sneller


Woordweb:
Kies een woord waarvan je de betekenis nog niet kent. Zet dit woord midden op een vel en bedenk andere woorden die erbij horen
Flitskaartjes:
Maak flitskaartjes van de woorden, voeg ook plaatjes toe

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Uitleg grammatica 2.7
Tip:
Bekijk ook de uitleg video in de digitale leeromgeving
Een zin bestaat uit verschillende woorden die als puzzelstukjes in elkaar passen. Met losse puzzelstukjes kun je vervolgens weer nieuwe zinnen maken
In deze paragraaf leer je over de puzzelstukjes, dit noemen we zinsdelen
Belangrijk, 
Om te oefenen met zinsdelen, is het belangrijk om te werken in een vaste volgorde. Gebruik hiervoor het stappenplan in Lessonup of in je boek,
Persoonsvorm
Vind de persoonsvorm door:
- De zin vragend te maken 
- De zin in een andere tijd te zetten
- Van meervoud enkelvoud maken en andersom

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Uitleg spelling 2.8
1. Is het werkwoord de persoonsvorm?
Ja
Nee
Maak het woord langer, je hoort dan een -d of -t
Spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Leer deze regels uit je hoofd voor te toets. 
Vergeet niet te de woorden want, maar en omdat uit je hoofd te leren. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig werken (kies met welk onderdeel jij extra wilt oefenen)
Woordenschat:

  • Maak met papier flitskaartjes van woorden 1 en 2
  • Probeer ook een plaatje te tekenen bij het woord
  • Maak een Word bestand en verzin bij ieder woord een goede zin
Grammatica:
  • Extra grammatica
    (online of in werkboek blz. 134)
  • juf Melis
  • Junior Einstein
  • Ga naar de app store en download 'story cubes'
    Maak zinnen met de symbolen/ plaatjes op de dobbelstenen.
    Verdeel deze zinnen vervolgens in zinsdelen. Stuur je werk naar de docent of stel vragen via de chat!

  • Oefen verder met versterk jezelf, via de online leeromgeving
    (vraag de docent naar welk onderdeel)
Spelling
  • Extra spelling blz. 137 boek
  • Versterk jezelf online methode
    (vraag de docent naar het onderdeel)
  • Junior Einstein
  • Juf Melis

Slide 13 - Slide

Extra oefen zinnen Grammatica
  • Wij leren goed voor de toets van Nederlands
  • Tijdens de lessen hebben we goed opgelet
  • Soms was ik wel met andere dingen bezig.
  • Ik hoop dat we weer snel naar school mogen.

Spelling:
  • Ik (hebben) goed geleerd
  • Hij (concentreren) zich niet goed tijdens de uitleg
  • Wij (halen) een voldoende voor de toets
  • Morgen (gaan) ik naar de stad