3h Zinsdelen les 1

3h Grammatica zinsdelen
les 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3h Grammatica zinsdelen
les 1

Slide 1 - Slide

Deze les:
  1. Wat gaan we doen tot de zomer?
  2. Wat moet je leren voor de toets woordsoorten?
  3. Start grammatica zinsdelen 
    herhaling stappenplan en voorzetselvoorwerp
  4. Inzien boekopdracht 2 kan donderdag

Slide 2 - Slide

Wat staat er (waarschijnlijk) nog op de planning?

  1. Toets woordenschat (volgende week 16 mei)
  2. Grammatica zinsdelen (vandaag een opfrisles)
  3. Toets lezen H1-H6?
    (allen h5 en h6 zijn nieuw: functiewoorden)
  4. Oefenen voor de taaltoets
  5. Toetsweek: taaltoets (werkwoordspelling, meervoudsvormen, samenstellingen, grammatica zinsdelen, grammatica woordsoorten, formuleren)

Slide 3 - Slide

Hoe kan je je voorbereiden op de toets woordsoorten?
(Weging 20)
1. Leer de woorden uit de woordenlijst
2. Zorg dat je de stijlfiguren kent en herkent
  • hyperbool (ik verga van de honger)
  • understatement (dat is een aardig optrekje)
  • eufemisme (problemen met de stoelgang)
  • pleonasme (De witte sneeuw, het dode lijk)
  • tautologie (vast en zeker, want...immers)

Slide 4 - Slide

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
Bij grammatica bekijk je taal als een systeem van taalregels.
Hoe kan je een goede zin maken en een zin goed begrijpen?
Dit kan op twee niveaus:
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Slide 5 - Slide

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
Bij grammatica bekijk je taal als een systeem van taalregels.
Hoe kan je een goede zin maken en een zin goed begrijpen?
Dit kan op twee niveaus:
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Slide 6 - Slide

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen

Ik            schrijf een  zin    op     het   bord.
p.vnw      zww    lw    zn     vz       lw      zn

Slide 7 - Slide

Nieuw onderwerp: grammatica zinsdelen
  1. woordsoorten
  2. zinsdelen 

zin 1:
Ik schrijf een zin op het bord.

(Probeer de zin te ontleden,
gebruik het stappenplan blz. 259)

  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp.

Slide 8 - Slide

1. Zoek de persoonsvorm (pv). Zet de zin in een andere tijd; het ww dat verandert, is de pv.
of: Maak van de zin een vraag; het ww dat vooraan komt te staan, is de pv.
2. Doe de zinsdeelproef.
Kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten; deze vormen samen een zinsdeel.
Zet streepjes tussen de zinsdelen.
3. Zoek het onderwerp (ow). Vraag: wie/wat + pv?; het antwoord is het ow.
of: Verander de pv van getal (enkelvoud/ meervoud); het ow verandert dan mee.
4. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg). Zoek alle ww in de zin die met de pv een logisch geheel vormen.
5. Zoek het lijdend voorwerp (lv). Vraag: wat/wie + wg + ow?; het antwoord is het lv.
6. Zoek het meewerkend voorwerp (mv).
Vraag: aan/voor wie + wg + ow + lv?; het antwoord is het mv.
Let op: alleen als je aan/voor kunt weglaten of toevoegen, is het zinsdeel een mv.
7. Zoek de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb). Waar?, Waarheen?, Waarom? Hoe? 

Slide 9 - Slide

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 1:
Ik | schrijf | een zin | op het bord.
ow   pv/wg          lv              bwb

Zin 2:
Kasper heeft de pantoffels van Jos verstopt in de wasmand.



Slide 10 - Slide

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 2:
Kasper | heeft | de pantoffels van Jos | verstopt |in de wasmand.
Ow           pv/wg                  lv                                  wg                  bwb

(let op: een lv begint nooit met een voorzetsel)


Slide 11 - Slide

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 2:
Kasper | heeft | de pantoffels van Jos | verstopt |in de wasmand.
Ow           pv/wg                  lv                                  wg                  bwb

Zin 3:
Layla geeft haar zusje de oude playstation voor haar verjaardag.

Slide 12 - Slide

Samen oefenen met stappenplan blz. 259
Zin 3:
Layla | geeft | haar zusje | de oude playstation | voor haar verjaardag.
ow        pv/wg            mv                                 lv                                bwb

Slide 13 - Slide

Samen oefenen met voorzetselvoorwerp blz. 259
Lezen: theorie blz. 259

  • Ik sta te wachten op de trein (= voorzetselvoorwerp)
  • Ik sta te wachten op het perron (= bijwoordelijke bepaling)

Slide 14 - Slide

Samen oefenen met voorzetselvoorwerp blz. 259
Lezen: theorie blz. 259

  • Ik sta te wachten op de trein
    Bijwoordelijke bepaling >>>

Slide 15 - Slide

Zelf oefenen
(werk stil! kom je er niet uit? Fluister met je buur)
Maak opdracht 1 en 2 in je schrift
blz. 259 en 260

(Zo meteen kijken we opdracht 1 na. 
Huiswerk is ook: een planning maken en leren voor de toets woordsoorten)

Slide 16 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 1 pv = heb
  • ow = jij
  • wg = heb gevraagd
  • lv = de weg
  • mv = aan een politieagent
  • bwb = weleens

Slide 17 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 2 pv = wil
  • ow = Josita
  • wg = wil geven
  • lv = een boormachine
  • mv = Emile
  • bwb = voor zijn verjaardag

Slide 18 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 3 pv = kregen
  • ow = de winnaars
  • wg = kregen
  • lv = een gouden medaille
  • mv = -
  • bwb = na de finale; van de voorzitter


Slide 19 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 4 pv = gaf
  • ow = de secretaris van de vereniging
  • wg = gaf
  • lv = een zilveren plak
  • mv = De verliezende finalisten
  • bwb =


Slide 20 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 5 pv = worden
  • ow = enorm dure herenhuizen
  • wg = worden gebouwd
  • lv = -
  • mv = -
  • bwb = aan de Oranjelaan



Slide 21 - Slide

Nakijken opdracht 1 blz. 259
  • 6 pv = zullen
  • ow = veel tv-kijkers
  • wg = zullen sturen
  • lv = een kaartje
  • mv: het zieke jongetje
  • bwb = na de uitzending



Slide 22 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 1 pv = gaan
  • ow = we
  • wg = gaan feliciteren
  • vv = met haar zestigste verjaardag
  • (Morgen / gaan / we / met z’n allen / oma / feliciteren / met haar zestigste verjaardag.)

Slide 23 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 2 pv = ga
  • ow = ik
  • wg = ga uit
  • vv = van de eerlijkheid van mensen
  • (Al mijn hele leven / ga / ik / uit / van de eerlijkheid van mensen.)

Slide 24 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 3 pv = heeft
  • ow = mijn vader
  • wg = heeft gezocht
  • vv = naar zijn autosleutels
  • (Gisteren / heeft / mijn vader / eindeloos / gezocht / naar zijn autosleutels.)

Slide 25 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 4 pv = moet
  • ow = je
  • wg = moet letten
  • vv = op oranje vlaggetjes in bomen en struiken
  • (Bij de puzzeltocht / moet / je / letten / op oranje vlaggetjes in bomen en struiken.)

Slide 26 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 5 pv = heeft
  • ow = iedereen
  • wg = heeft gereageerd
  • vv = op de uitnodiging voor de straatbarbecue
  • (Iedereen / heeft / gereageerd / op de uitnodiging voor de straatbarbecue.

Slide 27 - Slide

Nakijken opdracht 2 blz. 260
  • 6 pv = kun
  • ow = jij
  • wg = kun wennen
  • vv = aan nieuwe docenten
  • (Kun / jij / gemakkelijk / wennen / aan nieuwe docenten?)

Slide 28 - Slide

Wat jullie al gehad zouden hebben in 2 havo:
  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp.
Wat daar de komende lessen bij komt:
  • persoonsvorm,
  • onderwerp,
  • werkwoordelijk gezegde,
  • naamwoordelijk gezegde,
  • lijdend voorwerp,
  • meewerkend voorwerp,
  • bijwoordelijke bepaling,
  • bijvoeglijke bepaling,
  • voorzetselvoorwerp,
samengestelde zinnen:
  • hoofd- en bijzinnen aangeven,
  • soorten bijzinnen benoemen

Slide 29 - Slide