Herhalingsles werkwoorden CBKA

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/ laptop voor je.

       Start je Chromebook/ laptop op.

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je tas.

      

Wat gaan we vandaag doen?

We gaan weer aandacht besteden aan werkwoorden. 

• Wat zijn werkwoorden?

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Schrijf op je wisbordje wat werkwoorden zijn.

Wat zijn werkwoorden?

1. Een werkwoord vertelt je wat je doet.
   Wij maken ons huiswerk.
2. Een werkwoord zegt wat er gebeurt.
   De prijzen van de levensmiddelen stijgen. 
3. Werkwoorden hebben verschillende vormen. 
   Ik maak
   Hij maakt
   Wij maken ( de wij-vorm heet het hele werkwoord)
   
   

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Schrijf twee werkwoorden op.

Leerdoelen

Aan het einde van de les:

1. weet je wat werkwoorden zijn.
   
2. kun je werkwoorden herkennen in een zin.
   
3. weet je dat er in een goede zin minstens één werkwoord staat.
4. kun je de stam van het werkwoord schrijven.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Leerdoel 1

Je weet wat werkwoorden zijn.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Werkwoord

Geen werkwoord

drinken

paarden

bijten

plakken

handen

voeten

Leerdoel 2

Je kunt werkwoorden herkennen in een zin.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Wat is het werkwoord in onderstaande zin?

De leerlingen maken in groepjes een opdracht.

1. De leerlingen
2. de opdracht
3. maken
4. in groepjes

Wat is het werkwoord in onderstaande zin?

Mohamed eet een boterham met kaas.

1. eet
2. een boterham
3. Mohamed
4. met kaas

Hoeveel werkwoorden staan er in onderstaande zin?

Wij hebben vandaag pizza gegeten.

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

Hoeveel werkwoorden staan er in onderstaande zin?

Kleine kinderen moeten kunnen spelen.

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

Leerdoel 3

Je weet dat er in een goede zin minstens één werkwoord staat.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Pak een kaartje uit het doosje en maak een zin met het werkwoord dat daarop staat.

Leerdoel 4

Je kunt de stam van een werkwoord schrijven.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Schrijf op je wisbordje hoe je de stam van een werkwoord vindt.

Hoe vind je de stam van het werkwoord? 

1. De stam van het werkwoord vind je door -en weg te laten, bijvoorbeeld werken - werk
   
2. De stam van het werkwoord vind je door ik voor het werkwoord te plaatsen, bijvoorbeeld drinken - ik drink

Voor groep 1:

Hoe vervoeg je een werkwoord?

ik: hele werkwoord -en (dit is de ik-vorm)

Staat het werkwoord achter jij: ik-vorm +t

Staat het werkwoord voor jij: ik-vorm

hij/zij: ik-vorm +t

wij: hele werkwoord

jullie: hele werkwoord

zij (meervoud): hele werkwoord

Opdrachten maken.

Obaida, Ouassim, Boycho, Correy, Malak, Tuana, Mohammed en Khalid maken de opdrachten op papier.

De rest maakt de oefeningen in Numo.

Afsluiting

Klik op de spinner

Formatief evalueren

Huiswerk

NUMO werkwoordspelling: maak alle opdrachten!